Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3458, 22/00836 en 22/00837

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-04-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3458, 22/00836 en 22/00837

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 april 2023
Datum publicatie
5 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:3458
Formele relaties
Zaaknummer
22/00836 en 22/00837
Relevante informatie
Art. 228a Gemw, Art. 229b Gemw, Art. 15.33 WMB

Inhoudsindicatie

Rioolheffing en afvalstoffenheffing. Opbrengstlimiet.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers BK-ARN 22/00836 en 22/00837

uitspraakdatum: 25 april 2023

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 maart 2022, nummers LEE 21/1057 en 21/1932 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 29 februari 2020 in één geschrift aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag in de rioolheffing opgelegd en voor het jaar 2019 een aanslag in de afvalstoffenheffing.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. M.M. Vrolijk, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak [adres1] 28 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak).

2.2.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 29 februari 2020 in één geschrift aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag in de rioolheffing opgelegd ten bedrage van € 190 en voor het jaar 2019 een aanslag in de afvalstoffenheffing ten bedrage van in totaal € 277 (€ 150 vastrecht en 11 x € 7 voor ledigingen container).

2.3.

De aanslag in de afvalstoffenheffing is opgelegd op grond van de “Verordening afvalstoffenheffing 2018”, zoals vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer in zijn vergadering van 25 september 2017.

2.4.

De aanslag in de rioolheffing is opgelegd op grond van de “Verordening Rioolheffing gemeente Midden-Groningen 2020” zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Midden-Groningen in zijn vergadering van 19 december 2019.

2.5.

In zijn motivering op het bezwaar bij brief van 10 juli 2020 heeft de gemachtigde van belanghebbende aan de heffingsambtenaar geschreven dat de aanslagen in de afvalstoffenheffing en rioolheffing ten onrechte zijn opgelegd en dienen te worden vernietigd. Ten aanzien van de aanslag in de rioolheffing is, naast allerlei andere formele grieven, in de brief geschreven: “De geraamde totale opbrengst uit rioolheffing overstijgt immers de geraamde lasten ter zake van aanleg, onderhoud, beheer en vervanging van het gemeentelijk rioleringsstelstel.” en ten aanzien van de aanslag in de afvalstoffenheffing: “De geraamde totale gemeentelijke opbrengst uit afvalstoffenheffing overstijgt immers de geraamde lasten ter zake van het ophalen en verwerken van afval.”.

2.6.

In de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 25 februari 2021, waarin de bezwaren tegen de aanslagen in de rioolheffing en afvalstoffenheffing ongegrond zijn verklaard, heeft de heffingsambtenaar onder meer geschreven:

“4. De opbrengstlimiet van de rioolheffing is niet overschreden. Zie het bijgevoegde overzicht van Taakveld 7.2 Riolering.

5. De opbrengstlimiet van de afvalstoffenheffing (…) is niet overschreden. Dat blijkt uit het bijgevoegde overzicht van Taakveld 7.3 Afvalstoffenheffing.”.

2.7.

Het onder 2.6 genoemde overzicht inzake de rioolheffing luidt – voor zover van belang – als volgt (bedragen in €):

“Product

Omschrijving Grootboeknummer

Omschrijving kostensoort

Primaire begr 2020

Riolering lasten taakveld excl. kap.ln

riolering-riolering

1.339.805

storting in voorzieningen (exploitatie)

riolering-gemalen

479.447

riolering-doorberekende personeel riool

807.573

riolering-doorberekende tractie riool

52.785

riolering-heffing rioolrechten

diensten derden/honoraria/pers.vrije ber.

5.500

advertentie-/porto/vracht-/incassokosten

5.500

storting in voorzieningen (exploitatie)

81.618

riolering- doorberekende huisvesting werven

35.894

riolering-kolken en vegen

221.000

riolering-rioolaansluitingen

10.000

riolering-gemalen doorberek. huisvesting gemalen

260

Totaal Riolering lasten taakveld excl. kap.ln

3.039.382

Riolering kapitaallasten

riolering-riolering

1.169.548

riolering-doorberekende tractie riool

67.487

riolering-doorberekende huisvesting werven

34.632

Totaal Riolering kapitaallasten

1.271.667

Totaal lasten taakveld riolering

4.311.049

Riolering baten taakveld

riolering-riolering

vergoeding voor verrichte diensten

-1.000

leges en rechten

-500

vergoedingen overige goederen en diensten

-1.000

riolering-rioolaansluitingen

vergoeding voor verrichte diensten

-41.224

riolering-doorberekende huisvesting werven

-1.360

Totaal Riolering baten taakveld

-45.084

A. Netto lasten taakveld riolering

4.265.965

Toerekenbare lasten kostendekkendheid riolering

Kwijtschelding

10.000

Perceptiekosten

46.000

Oninbaar

-

Overhead 3% van taakveld 0.4 Overhead met maximum € 350.000 (in 2019)

699.313

BTW (verhouding op exploitatielast = 21%)

378.933

BTW op nieuwe investeringen € 1.240.756

260.559

B. Toerekenbare lasten riolering conform notitie overhead BBV

1.394.805

percelen MG

Af: opbrengsten op basis kadernota Rbs sept 2017

Tarief eig perceel > 50m2 = € 190

28.481

-5.411.390

Tarief eig perceel < 50m2 = € 25

1.192

-29.800

Inkomsten grootverbruikers

conform GRP

-203.500

C. Totale opbrengsten heffing riolering

-5.644.690

Kostendekkendheid C/(A+B)

100%”

2.8.

Het onder 2.6 genoemde overzicht inzake de afvalstoffenheffing luidt – voor zover van belang – als volgt (bedragen in €):

“Product

Omschrijving Grootboeknummer

Primaire begroting

afval-exploitatie composteer

543.394

afval-exploitatie brengstation

332.660

afval-inzameling restafval

2.954.166

afval-inzameling verpakkingen

0

afval-doorberek. tractie afval huishoudens

357.677

afval-doorberek. huisvesting

120.882

afval-beleid algemeen

0

afval-doorberek. tractie afval bedrijven

afval-huisuitzetting

2.500

afval-project zwerfafval

afval-inzameling bedrijfsafval

afval-baten afvalstoffenhef./reinigingsrechten

103.988

afval-exploitatie brengstation groen

229.700

afval-klein gevaarlijk afval

0

afval-doorberek. personeel afval

1.107.851

afval-inzameling grofvuil

27.200

Totaal Afval excl. kapitaallasten

5.780.018

Afval kapitaallasten

afval-inzameling restafval

40.231

afval-doorberek. tractie afval huishoudens

383.789

afval-doorberek. huisvesting

151.323

afval-doorberek. tractie afval bedrijven

22.427

Totaal Afval

597.770

Totaal lasten taakveld afval

6.377.788

Afval baten taakveld

0

afval-exploitatie composteer

-136.912

afval-exploitatie brengstation

-930.500

afval-inzameling restafval

-20.349

afval-doorberek. tractie afval huishoudens

0

afval-doorberek. huisvesting

0

afval-beleid algemeen

0

afval-doorberek. tractie afval bedrijven

0

afval-huisuitzetting

-2.500

afval-project zwerfafval

0

afval-inzameling bedrijfsafval

afval-klein gevaarlijk afval

0

afval-inzameling grofvuil

-10.000

Totaal Afval baten taakveld

-1.100.261

A. Netto lasten taakveld Afval

5.277.527

Toerekenbare lasten kostendekkendheid afval

Kwijtschelding

210.000

Perceptiekosten

46.000

Oninbaar 1,5% van opbrengst heffing

-

Overhead 3% van taakveld 0.4 Overhead met maximum € 350.000 (in 2019)

350.000

BTW 21% over exploitatie

564.162

B. Toerekenbare lasten afval conform notitie overhead BBV

1.170.162

Af: opbrengsten op basis kadernota Rbs sept 2017

Vast tarief per perceel € 150

27580

-4.137.000

Extra container a € 12,50

971

-12.138

Tarief per lediging € 7 (12 x p jaar)

-2.316.720

Oninbaar 1,5% van opbrengst heffing (96.988)

C. Totale opbrengsten heffing afvalstoffen

-6.465.858

Kostendekkendheid C/(A+B)

100%”

2.9.

In zijn motivering van het beroepschrift tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 7 mei 2021 heeft de gemachtigde van belanghebbende wat betreft de overschrijding van de opbrengstlimiet enkel formele grieven aangevoerd: het niet (tijdig) verstrekken van inlichtingen en/of stukken en schending van de inzageplicht van artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

2.10.

De heffingsambtenaar heeft bij zijn verweerschrift in eerste aanleg van 8 juni 2021 de programmabegrotingen van de gemeente Midden-Groningen van de jaren 2019 en 2020 gevoegd, alsmede het onder 2.8 genoemde overzicht aangevuld met twee kolommen om de aansluiting met de in de begroting opgenomen cijfers beter inzichtelijk te maken.

2.11.

In een nader stuk van 24 januari 2022 (hierna: het nadere stuk), ingekomen bij de Rechtbank op 25 januari 2022, heeft de gemachtigde van belanghebbende ter zake van de rioolheffing gesteld dat bij hem twijfel bestaat of de post Overhead, dan wel onderdelen daarvan, in het – onder 2.7 genoemde – overzicht een last ter zake van riolering vormt, omdat inzicht ontbreekt in de omvang en samenstelling van deze begrotingscijfers. Met dezelfde reden is ten aanzien van de posten Overhead, dan wel onderdelen daarvan, en BTW in het – onder 2.8 genoemde – overzicht ter zake van de afvalstoffenheffing gesteld dat twijfel bestaat of sprake is van een last ter zake van afvalverwerking.

2.12.

De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 4 maart 2022 de beroepen ongegrond verklaard. Daarin heeft zij het nadere stuk tardief verklaard, omdat – samengevat – dit binnen de 10-dagentermijn van artikel 8:58 van de Awb is ingediend en het indienen van nieuwe beroepsgronden zo vlak voor de zitting (van 4 februari 2022) in strijd is met de goede procesorde.

2.13.

Belanghebbende heeft in zijn motivering van het hoger beroep – onder meer – gesteld dat het inzicht ontbreekt in (de omvang en samenstelling van) de volgende in de – onder 2.7 en 2.8 genoemde – overzichten genoemde posten, en dat daarmee twijfel bestaat of deze een ‘last ter zake’ vormen: ten aanzien van de rioolheffing de posten 1) Overhead (€ 699.313), 2) BTW op kosten en investeringen (€ 639.492 (= € 260.559 + € 378.933)), 3) doorberekende personeel riool (€ 807.753), en ten aanzien van de afvalstoffenheffing de posten 1) Overhead € 350.000, 2) BTW (€ 564.162), 3) doorberekende personeel afval (€ 1.107.851) en 4) baten afvalstoffenheffing/reinigingsrechten (€ 103.988). Ten aanzien van de ‘geraamde baten’ van de rioolheffing heeft belanghebbende gesteld dat het inzicht ontbreekt in (de omvang en samenstelling van) de post Inkomsten grootverbruikers (€ 203.500) en daarmee twijfel bestaat hoe dit begrotingscijfer tot stand is gekomen en of dit niet tot een te laag bedrag is vastgesteld.

2.14.

De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep van de onder 2.13 genoemde posten nadere specificaties en berekeningen verstrekt, voorzien van een toelichting. Ten aanzien van de post BTW zijn, naast een berekening van het bedrag van € 260.559 (rioolheffing), als bijlagen uitgebreide overzichten uit de begroting overgelegd, waarin bedragen aan toegerekende BTW zijn vermeld van in totaal € 375.973 (rioolheffing) en € 550.034 (afvalstoffenheffing).

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd, en of belanghebbende, ook los daarvan, recht heeft op vergoeding van de proceskosten en het griffierecht in beroep en/of hoger beroep.

3.2.

Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de aan de aanslagen ten grondslag liggende – onder 2.3 en 2.4 genoemde – verordeningen onverbindend zijn wegens overschrijding van de opbrengstlimiet. Belanghebbende stelt, naar het Hof begrijpt, subsidiair dat hij door het niet tijdig, dat wil zeggen niet vóór het doen van de uitspraken op bezwaar, door de heffingsambtenaar verstrekken van inlichtingen en/of stukken genoodzaakt was om beroep in te stellen. Belanghebbende meent daarom recht te hebben op een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht ter zake van het beroep en hoger beroep. Zijn verzoek om terugwijzing naar de heffingsambtenaar heeft belanghebbende ter zitting van het Hof ingetrokken. Meer subsidiair stelt belanghebbende dat hij door het, naar zijn mening ten onrechte, tardief verklaren door de Rechtbank van het nadere stuk genoodzaakt was om hoger beroep in stellen en daarom recht heeft op een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht ter zake van het hoger beroep. Zijn verzoek om terugwijzing naar de Rechtbank heeft belanghebbende ter zitting van het Hof eveneens ingetrokken.

3.3.

De heffingsambtenaar voert verweer en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing