Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:355, 21/01020
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:355, 21/01020
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 januari 2023
- Datum publicatie
- 27 januari 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1790
- Zaaknummer
- 21/01020
- Relevante informatie
- Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM, Art. 3:2 Awb, Art. 110 VWEU
Inhoudsindicatie
BPM. Vermindering (afschrijving).
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 21/01020
uitspraakdatum: 17 januari 2023
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 12 juli 2021, nummer AWB 20/1897 in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) ten bedrage van € 8.227 opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 13 december 2022. Namens belanghebbende is verschenen en gehoord [naam1] , en namens de Inspecteur [naam2] en [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op 2 mei 2019 in Duitsland een gebruikte personenauto gekocht van het merk Mercedes-Benz, type GLA 250, VIN-nummer [nummer1] (hierna: de auto). De auto is in de Verenigde Staten voor het eerst geregistreerd met als datum van eerste toelating 19 januari 2016. Op het op 29 maart 2019 afgegeven Duitse kentekenbewijs is vermeld dat de CO2-uitstoot van de auto 220 gram per kilometer bedraagt.
Met dagtekening 16 mei 2019 heeft belanghebbende een rapport van onderzoek van de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) ontvangen, waarin is vermeld:
“Uw voertuig is een schadevoertuig in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 dat voldoet aan één of meer van de schadecriteria zoals genoemd in de Regeling Voertuigen (…).
Langsbalken van het chassis zijn ernstig vervormd (…)
In het kentekenregister krijgt het voertuig een Wachten op Keuren-status (wok). Op het moment dat het voertuig ingeschreven en tenaamgesteld is, geldt een verbod voor het rijden op de weg. Om de WOK-status op te heffen moet u, na ontvangst van de kentekencard of het bewijs van inschrijving en het herstel van bovengenoemde criteria, het voertuig voor een schadekeuring aanbieden bij één van de zeven schadekeuringsstations van de RDW.”
In verband met de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister heeft belanghebbende op 17 juni 2019 aangifte voor de BPM gedaan. In overeenstemming met deze aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 3.013 aan BPM voldaan.
In de aangifte is onder 8c bij de vraag welke methode wordt gekozen voor de vermindering van de BPM “Taxatierapport” aangekruist. Bij de aangifte is een op 2 juni 2019 gedagtekend taxatierapport overgelegd, opgemaakt door [naam4] van 123 Autotaxatie (hierna: het taxatierapport). De taxateur heeft de auto op 24 mei 2019 geïnspecteerd. In het taxatierapport is een handelsinkoopwaarde van de auto vermeld van € 5.000 gebaseerd op een koerslijstwaarde van Eurotax van € 22.066 verminderd met een op basis van een schadecalculatie bepaalde schade van (per saldo) € 17.066. In de schadecalculatie is onder meer rekening gehouden met reparatie van de langsdragers van de auto. Voorts is uitgegaan van een bruto BPM bedrag van € 35.117 en een historische nieuwprijs van de auto van € 58.209. Op pagina 19 van het taxatierapport is een kopie van de in 2.2 vermelde brief van de RDW opgenomen. In het taxatierapport is voorts vermeld op pagina 2:
Reden van taxatie:
Betreft een voertuig met meer dan normale gebruiksschade, niet zijnde een schadevoertuig als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel u, van de wegenverkeerswet 1994.
(…)
En op pagina 18 van het taxatierapport staat vermeld:
Het onderhavige object betreft een Mercedes-Benz GLA-Klasse welke van origine afkomstig is uit de Verenigde staten. Het voertuig is als schadeauto naar de EU geïmporteerd waarbij in de Verenigde Staten een Salvage titel werd uitgegeven (schade meer dan 75% van de dagwaarde in de VS). Derhalve betreft dit een gedocumenteerde schade welke zorgt voor een permanente incourante marktpositie. Bij opvraging van het 'Voertuig Identificatie Nummer' middels de gangbare digitale zoekmachines zal het voertuig naar voren komen als schadevoertuig. Tijdens de fysieke opname van onderhavig voertuig is door ondergetekende geconstateerd dat:
• Het voertuig is zijn totaliteit in een eerder stadium zeer slecht is hersteld.
• De langsdragers van het voertuig niet recht in lijn staan.
• De algehele staat van het voertuig is te kwalificeren als: slecht.”
Belanghebbende is door Domeinen Roerende zaken (hierna: DRZ) opgeroepen de auto voor controle van de aangegeven waarde te tonen. Belanghebbende heeft de auto op 21 juni 2019 getoond. DRZ heeft in het rapport ‘Onderzoek waardebepaling’, met dagtekening 28 juni 2019, een handelsinkoopwaarde van € 18.635 vastgesteld, zijnde de laagste handelsinkoopwaarde op basis van de koerslijst van Xray.
De tenaamstelling van de auto in het kentekenregister heeft plaatsgevonden op 4 juli 2019.
Op 20 augustus 2019 heeft de Inspecteur een kennisgeving naheffingsaanslag BPM verzonden, waarin is vermeld:
“In de aangifte heeft u de afschrijving bepaald op basis van individuele waardebepaling (met taxatierapport). Het taxatierapport is opgemaakt door [naam5] met een handelsinkoopwaarde (hierna inkoopwaarde) van € 5.000,-. Deze aangifte is vervolgens door de Belastingdienst geselecteerd voor nacontrole. Medewerkers van Domeinen Roerende Zaken (hierna DRZ) beoordelen - in opdracht van mij - de aanvaardbaarheid van de waardering c.q. afschrijving ex artikel 10 van de Wet BPM, zoals verwerkt in uw aangifte.
DRZ heeft een inkoopwaarde voor het motorrijtuig vastgesteld van € 18.635,-. Deze is hoger dan de door u aangegeven inkoopwaarde in de aangifte. Op grond van de individuele waardebepaling uitgevoerd door DRZ kom ik tot de conclusie dat de inkoopwaarde in het taxatierapport niet juist is en derhalve niet gebruikt kan worden. In de inkoopwaarde die DRZ heeft vastgesteld is rekening gehouden met schade welke aan het motorrijtuig aanwezig is. Het feit dat DRZ tot deze inkoopwaarde is gekomen ligt in de individuele beoordeling van het specifieke voertuig met zijn specifieke elementen. Vooralsnog ben ik van mening dat ik deze door DRZ vastgestelde inkoopwaarde kan toepassen om tot de vaststelling van de juiste BPM heffing te komen.
Notabene
• Alle opgegeven schadeposities zijn door DRZ niet aangetroffen of kunnen als gebruikersschade worden aangemerkt (bij gebruikersschade is er rekening gehouden met de leeftijd en de km stand van het voertuig). Om die reden kan er geen waardevermindering worden toegerekend aan het voertuig.
(…)
• In mijn berekening ben ik uitgegaan van de voor u meest gunstige handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat. Dit is de handelswaarde die is vastgesteld door DRZ middels de koerslijst Xray. Aangezien de nieuwprijs uit uw aangifte gunstiger uitvalt heb ik deze gebruikt in mijn berekening. In de berekening is dus uitgegaan van de handelswaarde van DRZ en de nieuwprijs uit uw aangifte.
In het bijgevoegde uitgebreide onderzoek waardebepaling door DRZ is duidelijk de waarde gemotiveerd met toepassing van de huidige regelgeving ten aanzien van het gebruik van een taxatierapport.”
De Inspecteur heeft met dagtekening 11 oktober 2019 de onderhavige naheffingsaanslag BPM van € 8.227 aan belanghebbende opgelegd. De naheffingsaanslag is als volgt berekend:
Historische BPM, uitgaande van een CO2 uitstoot van 220g/km |
€ 35.117 |
|
Historische nieuwprijs |
€ 58.209 |
|
Inkoopwaarde in NL door handelaar |
€ 18.635 |
|
Werkelijke afschrijving |
€ 39.574 |
|
Werkelijk afschrijvingspercentage |
67,99% |
€ 23.877 |
€ 11.240 |
||
Extra leeftijdskorting tenaamstelling |
nihil |
|
Door belanghebbende is betaald |
€ 3.013 |
|
Naheffingsaanslag |
€ 8.227 |
Het tegen de naheffingsaanslag gerichte bezwaar van belanghebbende is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard. Zij heeft daarbij overwogen dat de Inspecteur terecht is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 58.209. Vanwege het schadeverleden van de auto heeft de Rechtbank de handelsinkoopwaarde met € 1.000 verminderd naar € 17.635. Overige schade heeft de Rechtbank niet in aanmerking genomen. De Rechtbank heeft het in 2015 geldende belastingtarief toegepast, waardoor de historische bruto BPM is vastgesteld op € 29.899. De door belanghebbende verschuldigde BPM heeft de Rechtbank nader berekend op € 9.058 en de naheffingsaanslag daarom verminderd tot € 6.045.
3 Geschil
In hoger beroep is tussen partijen de hoogte van de door belanghebbende verschuldigde BPM in geschil. Voorts is de hoogte van de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding in geschil.
Ter zitting heeft de Inspecteur zijn grief dat artikel 110 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet van toepassing is uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.
Belanghebbende heeft haar grief dat de CO2 uitstoot van de auto vastgesteld dient te worden op 138 gram per kilometer en dat hierdoor de historische bruto BPM van de auto € 5.735 bedraagt uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. Daarnaast heeft zij haar grief dat de waardevermindering in verband met het schadeverleden moet worden vastgesteld op € 2.500 uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.
Belanghebbende concludeert in haar hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en tot verdere vermindering van de naheffingsaanslag.
De Inspecteur concludeert in zijn incidentele hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot een naheffingsaanslag van € 6.558.