Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:358, 21/01754
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:358, 21/01754
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 januari 2023
- Datum publicatie
- 27 januari 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1396
- Zaaknummer
- 21/01754
- Relevante informatie
- Art. 2.17 Wet IB 2001, Art. 1 GW, Art. 94 GW, Art. 120 GW, Art. 14 EVRM
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Fiscaal partnerschap. Verdeling inkomensbestanddelen.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 21/01754
uitspraakdatum: 17 januari 2023
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 november 2021 nummer AWB 21/2281, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2019 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 79.574.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 2 november 2021 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2022 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is gehuwd met [de echtgenote] (de echtgenote). Vanaf 2006 ontving belanghebbende een tweetal pensioenuitkeringen en vanaf 24 mei 2013 een AOW-uitkering. Vanaf 21 april 2018 ontving de echtgenote een AOW-uitkering. Tot het jaar 2018 is de algemene heffingskorting aan de echtgenote uitbetaald.
In het belastingjaar 2019 ontving belanghebbende een pensioen van [naam3] . Daarnaast ontving hij een (gedeeltelijke) AOW-uitkering, welke wordt aangevuld met een Amerikaanse "Retirement Benefits"-uitkering.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of artikel 2.17 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) in strijd is met artikel 1 van de Grondwet, artikel 14 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) gelezen in verbinding met artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij dat verdrag.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de bestreden aanslag.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.