Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3929, 21/00996 t/m 21/00999

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3929, 21/00996 t/m 21/00999

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 mei 2023
Datum publicatie
15 mei 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:3929
Formele relaties
Zaaknummer
21/00996 t/m 21/00999
Relevante informatie
Art. 52a AWR, Art. 47 AWR, Art. 52 AWR, Art. 8b Wet Vpb 1969

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Informatieplicht.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 21/00996 tot en met BK-ARN 21/00999

uitspraakdatum: 2 mei 2023

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. gevestigd te [plaats1] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 juli 2021, nummers AWB 20/1843 tot en met 20/1846, ECLI:NL:RBGEL:2021:3382, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij brief van 23 oktober 2019 heeft de Inspecteur aan belanghebbende in één geschrift informatiebeschikkingen als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) afgegeven voor de vennootschapsbelasting (Vpb) en omzetbelasting over de jaren 2014 tot en met 2016. Bij brief van 9 januari 2020 heeft de Inspecteur een informatiebeschikking aan belanghebbende afgegeven voor de Vpb over het jaar 2013.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard en de informatiebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover de informatiebeschikking betrekking heeft op de omzetbelasting, de informatiebeschikking in zoverre vernietigd en de beroepen voor het overige ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Rechtbank belanghebbende een termijn van twee weken gegeven, vanaf de dag nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden, om de informatie te verstrekken die is opgenomen in de informatiebeschikkingen die betrekking hebben op de Vpb.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2023. Daarbij zijn beide partijen met voorafgaande kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is op 8 april 2013 opgericht. Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel drijft belanghebbende een groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen en verleent zij diensten voor de winning van aardolie en aardgas.

2.2.

De aandelen van belanghebbende zijn gecertificeerd en ondergebracht in een Stichting Administratiekantoor (hierna: de [naam1] ) waarvan [naam2] BV (hierna: Holding BV) enige tijd enig bestuurder was. Bij overeenkomst van 15 april 2013 tussen de [naam1] en belanghebbende is Holding BV aangewezen als directeur van belanghebbende. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn de volgende bestuurders van belanghebbende geregistreerd.

Directie eiseres

Datum benoeming

Datum uittreding

Holding BV

8 april 2013

23 april 2013

[naam3]

23 april 2013

7 mei 2013

[naam4]

7 mei 2013

9 april 2014

[naam5]

7 mei 2013

9 april 2014

[naam6]

9 april 2014

16 januari 2018

[naam7]

9 april 2014

16 januari 2018

[naam8]

16 januari 2018

-

2.3.

Op 29 januari 2014 heeft belanghebbende met [naam9] Ltd, gevestigd op de Maagdeneilanden (hierna: [naam9] ) een overeenkomst (hierna ook: de Agency Agreement) gesloten voor het verlenen van diensten door belanghebbende. In de overeenkomst is vastgelegd dat belanghebbende voor de door haar verleende diensten een vergoeding ontvangt ter grootte van de directe en indirecte kosten vermeerderd met een winstopslag van 10%. Met ingang van 4 augustus 2014 is deze winstopslag verhoogd naar 11%.

2.4.

Op 26 februari 2018 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften Vpb en omzetbelasting voor de jaren 2013 en 2014. Dit onderzoek is later uitgebreid naar de jaren 2015 en 2016.

2.5.

In een namens de Inspecteur aan belanghebbende verzonden e-mail van 9 mei 2018 is het volgende vermeld:

“Tijdens de eerste controledag was met name het beoordelen van de boekhouding 2013 en 2014 vrijwel niet mogelijk. De (bekende) auditfiles alsook de fysieke verwerking van de boekhouding, een kolommenbalans, grootboekkaarten met bijbehorende invoerverslagen waren niet beschikbaar evenals een behoorlijk deel van de primaire documenten.

(…)

Tijdens de tweede controledag op 24 april jl. op uw kantoor heb ik, in het bijzijn van mijn collega [naam10] , het aangekondigde boekenonderzoek 2013 en 2014 uitgebreid met de boekjaren 2015 en 2016 en wederom gevraagd om de auditfiles over de te controleren jaren.

(…)

Ik begrijp heel goed dat een aangekondigd boekenonderzoek door de Belastingdienst binnen de bekende werkplanning van belastingplichtige en adviseurs veelal niet gelegen komt. Edoch moeten wij in staat worden gesteld de aanvaardbaarheid van fiscale aangiften te controleren, Doordat u gebruik maakt van een (geavanceerd) boekhoudprogramma bent u als bestuurder verplicht aan ons de auditfiles te verstrekken conform artikel 47 en 52 Algemene wet rijksbelastingen.

(…)”

2.6.

In een namens de Inspecteur aan (een vertegenwoordiger van) belanghebbende verzonden e-mail van 18 maart 2019 staat het volgende:

“Tijdens het onderzoek van [belanghebbende] hebben wij de gevoerde boekhouding binnen de reikwijdte nog onvoldoende kunnen beoordelen en is gebleken dat belastingplichtige dan wel diens vertegenwoordigers antwoorden hebben gegeven op directe vragen die door hen tijdens het vervolg van het onderzoek worden herzien en anders uitgelegd.

(…)

Wij hadden het voornemen verder te gaan met ons onderzoek in de laatste week van maart 2019. Hierbij gingen wij ervan uit dat alle antwoorden op onze vragen bij ons bekend zijn. Derhalve heeft het maken van een concrete afspraak nu nog geen zin en wachten wij eerst de antwoorden op de zes goederentransacties af en overige vragen af. Als deze door ons zijn ontvangen dan gaan wij deze beoordelen. Het meest praktische is dat het onderzoek hervat zal worden op de locatie van belastingplichtige temeer zich daar de boekhouding bevindt. Eventueel kunnen wij ook afspreken op ons kantoor in Utrecht, Wij verwachten dan wel dat de boekhouding van [belanghebbende], die nodig zijn om de goederentransacties te kunnen beoordelen, op ons kantoor aanwezig zal zijn.”

2.7.

In een namens de Inspecteur verzonden e-mail van 26 april 2019 aan (de gemachtigde van) belanghebbende staat het volgende:

“Met betrekking tot de nog te verstrekken informatie zoals deze o.a. is verzameld (…) op 17 april j.l. hebben wij overleg gehad met onze formeelrechtspecialisten.

Ons standpunt is als volgt:

Alle stukken welke betrekking hebben op de transacties die juridisch en financieel worden afgehandeld door [belanghebbende] vallen onder de reikwijdte van artikel 52 AWR. Ook de gegevens die zijn gegenereerd door belastingplichtige, opdrachtgevers en de accountant om deze transacties op een juiste wijze te administreren en vast te leggen vallen onder artikel 52 AWR. Al deze gegevens hebben betrekking op de vermogenstoestand en de rechten en verplichtingen van [belanghebbende].

Daarnaast dient op grond van genoemde gegevens te worden vastgesteld of, en zo ja, in welke mate de toepassing van de cost-plus methode voor de winstbepaling bij [belanghebbende] de juiste methode is. Ook moet vastgesteld kunnen worden of alle kosten en betalingen betrekking hebben op de afspraak welke volgens de documentatie moet leiden tot een cost-plus beloning. Mocht u van mening zijn dat deze gegevens niet onder de reikwijdte van artikel 52 AWR vallen dan verzoeken wij u mij gemotiveerd aan te geven waarom u die mening bent toegedaan. Voor zover de hierboven gevraagde gegevens niet verstrekt worden omdat u vooralsnog van mening bent dat deze niet onder artikel 52 AWR vallen dan verzoek ik u de gegevens alvast te (laten) verstrekken op grond van artikel 47 AWR.

Daarnaast ontvangen wij nog graag van u antwoorden op de onderstaande nog openstaande vragen, deze vragen hebben betrekking op de transacties en de daarmee verband houdende financiële afwikkeling en behoren om die reden tot de administratie van [belanghebbende].”

2.8.

In een brief van 21 mei 2019 schrijft de gemachtigde van belanghebbende onder andere het volgende aan de Inspecteur:

“Uit artikel 5 van de Agency Agreement volgt dat de Agent's Fee 11% is “of all the management and operation costs (including costs on accounting, legal, consulting services, office rent,.etc.) incurred by the Agent.

Voorgaande betekent derhalve dat de opbrengst van [belanghebbende] 11% van de door haar gemaakte kosten voor “management and operation” bedraagt.

[naam9] en [belanghebbende] zijn zakelijke partijen. [Belanghebbende] geeft daarbij aan dat zij verder op geen enkele manier aan elkaar gelieerd zijn. De gemaakte afspraak over de opbrengst die [belanghebbende] toekomt, is dan ook een zakelijke afspraak tussen twee derde-partijen. Partijen mogen met elkaar afspreken wat zij willen. Dat is hier het geval.

(…)

6 Informatieverstrekking

Artikel 52 AWR

In uw e-mail van 26 april jl. gaf u aan dat alle stukken die betrekking hebben op de transacties die juridisch en financieel worden afgehandeld door [belanghebbende] volgens u onder de reikwijdte van artikel 52 AWR vallen. Hiermee heeft u nog geen antwoord gegeven op de vraag of en zo ja, waarom de administratie van [naam9] tot de administratie van [belanghebbende] behoort. Wellicht ten overvloede delen wij u hierbij nogmaals mede dat wij menen dat de administratie van [naam9] niet tot de administratie van [belanghebbende] behoort.

Artikel 52, eerste lid, AWR:

“Administratieplichtigen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie te voeren -en de daartoe behorende boeken, bescheiden .en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.”

Uit voorgaande volgt dat de vermogenstoestand van [belanghebbende] wordt vastgesteld door de facturen die betrekking hebben op de kosten die op haar drukken (zoals omschreven in de hiervoor aangehaalde Agency Agreement) en de opbrengsten die zij met de cost-plus methode haalt. Het verschil tussen de kosten en de opbrengsten leidt tot de te belasten winst. Dat geeft informatie over de vermogenstoestand van [belanghebbende]. Alle overige, door u gestelde vragen en verzoeken om informatie als omschreven in uw (laatste) e-mail(s) zijn voor het beoordelen van de vermogenstoestand van [belanghebbende] niet relevant.

Na overleg met uw formeelrechtspecialisten is uw standpunt dat:

“Alle stukken welke betrekking hebben op de transacties die juridisch en financieel worden afgehandeld door [belanghebbende] vallen onder de reikwijdte van artike1 52 AWR.”

Hiermee geeft u nog steeds geen onderbouwing van de vragen die u heeft gesteld over de werkwijze bij [naam9] en de daarbij behorende documentatie.

“Ook de gegevens die zijn gegenereerd door belastingplichtige, opdrachtgevers en de accountant om deze transacties op een juiste wijze te administreren en vast te leggen vallen onder artikel 52 AWR. Al deze gegevens hebben betrekking op de vermogenstoestand en de rechten en verplichtingen van [belanghebbende].”

Dit is nog steeds geen nadere onderbouwing. Ten eerste is hiervoor al aangegeven dat de door u verzochte informatie niet van belang is voor het beoordelen van de vermogenstoestand van [belanghebbende]. Ten tweede levert het herhalen van de tekst van artikel 52 AWR geen geldige grondslag op voor het opvragen van de door u verzochte informatie. Uit de herhaling van deze tekst volgt niet (i) dat de door u opgevraagde gegevens over [naam9] tot de administratie behoren en (ii) dat deze gegevens een ander of beter inzicht zouden geven in de vermogenstoestand van [belanghebbende]. Immers, zoals vermeld, hebben de activiteiten In Kazachstan geen invloed op de vermogenstoestand van [belanghebbende]. Die vermogenstoestand wordt - zoals hiervoor al aangehaald - bepaald door de cost-plus methode. Die methode is na te lezen in de eveneens eerder aangehaalde agency agreement.

(…)

U kunt dus niet eerst allerlei informatie opvragen en later bepalen welke informatie achteraf gezien fiscaal relevant bleek te zijn. Dat heet namelijk een 'fishing expedition'. Indien u de mening bent toegedaan dat de door [belanghebbende] ingenomen fiscale positie(s) onjuist is/zijn, zult u daar eerst een goed onderbouwd standpunt over moeten innemen, dat standpunt kunnen we dan - indien nodig - nader met elkaar bespreken en vervolgens zult u - indien nog nodig - gemotiveerd moeten aangeven welke informatie u nog nodig heeft. Ook die informatie moet fiscaal relevant zijn. Die fiscale relevantie kan getoetst worden aan het door u ingenomen standpunt.

(…)

Artikel 47 AWR

Ondanks dat u In de bespreking van 17 april jl. aangaf dat u van mening was dat de verplichting om de informatie te verstrekken gelegen was in de administratieplicht van artikel 52 AWR en u dit nader zou motiveren, stelt u in uw e-mail 26 april jl nog het volgende.

“Voor zover de hierboven gevraagde gegevens niet verstrekt worden omdat u vooralsnog

van mening bent dat deze niet onder artikel 52 AWR vallen dan verzoek ik u de gegevens

alvast te (laten) verstrekken op grond van artikel 47 AWR.”

(…)”

2.9.

In de informatiebeschikkingen worden met betrekking tot zes transporten (per spoor) vragen gesteld, waarbij onder andere om de primaire documenten wordt gevraagd (zoals aanvragen en opdrachtbevestigingen). In de informatiebeschikkingen is verder onder andere het volgende opgenomen:

“Op 26 februari 2018 heb ik een boekenonderzoek aangekondigd. Per brief van 26 februari 2018 is de aankondiging van het boekenonderzoek bevestigd. Het doel van het boekenonderzoek is het vaststellen van de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften vennootschapsbelasting 2013 tot en met 2014 en de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. In de aankondigingsbrief heb ik u gevraagd om de gehele administratie van de jaren 2013 tot en met 2014 tijdens de geplande controle op het controleadres ter inzage te geven (bijlage 1). In de bijlage bij de aankondigingsbrief is een opsomming gegeven van de boeken, bescheiden en overige gegevensdragers die voor het onderzoek nodig zijn ( bijlage 2).

Tijdens de eerste controledag op 14 maart 2018 was met name het beoordelen van de boekhouding 2013 en 2014 vrijwel niet mogelijk. De fysieke verwerking van de boekhouding, een kolommenbalans en, de grootboekkaarten met bijbehorende invoerverslagen waren niet beschikbaar evenals een behoorlijk deel van de primaire documenten.

(…)

2.1.1

Omvang administratieplicht [belanghebbende]

In artikel 52 van de AWR is de administratieplicht van belastingplichtigen opgenomen. Specifiek verwijs ik naar artikel 52 lid 1 AWR:

“Administratieplichtigen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te alien tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.”

En artikel 52 lid 6 AWR:

“De administratie dient zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en werking van de administratie.”

De administratieplicht betreft alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die betrekking hebben op de vermogenspositie van de administratieplichtige, en verder alles wat diens bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid aangaat.

De administratieplicht is een open norm. De omvang van de administratieplicht is onder andere afhankelijk van het soort bedrijf, de werkzaamheden die het bedrijf verricht en de omvang.

Het begrip administratie is niet gedefinieerd in de wet.

(…)

Ik ben van mening dat alle stukken die juridisch en financieel worden afgehandeld door [belanghebbende] vallen onder de reikwijdte van artikel 52 AWR. Uit de wetsgeschiedenis kan worden opgemaakt dat alle gegevens die gegenereerd zijn door belastingplichtige, opdrachtgevers en de accountant om de handelstransacties op een juiste manier te administreren, vallen onder de reikwijdte van artikel 52 AWR, omdat deze gegevens betrekking hebben op de vermogenstoestand en de rechten en verplichtingen van [belanghebbende]. Alle onderliggende bescheiden zijn mijns inziens onderdeel van de administratie van [belanghebbende]. Alle in- en verkoopcontracten zijn opgesteld en ondertekend door [belanghebbende]. Verkoopfacturen zijn op briefpapier en logo van [belanghebbende] uitgereikt. Alle betalingen en ontvangsten lopen via de bankrekeningen van [belanghebbende]. Er zijn debiteuren- en crediteurenposities in de grootboekrekeningen van [belanghebbende] en in de jaarrekening 2013 staan deze posities op de balans. Dat deze stukken van belang zijn ( dan wel van belang kunnen zijn) voor de vermogenspositie en de rechten en plichten van [belanghebbende], blijkt te meer uit de toelichting van de externe accountant, de heer [naam11] tijdens de bespreking van 17 april 2019. Volgens de heer [naam11] maakt het onder meer uit wat de schuldpositie is aan het begin en het eind van een boekjaar. Hierop heeft hij mede zijn accountantscontrole gebaseerd. Tevens heeft hij aangegeven dat de administraties van [belanghebbende] en [naam9] door elkaar heen lopen. Op de vraag of hij vindt dat de gevraagde stukken behoren tot de administratie heeft de heer [naam11] geantwoord, dat ook hij denkt dat juridisch gezien de stukken behoren tot de administratie van [belanghebbende].

2.1.2

Geen volledige inzage in de administratie

Uit hetgeen uiteengezet bij onderdeel 2.1 blijkt dat ik meerdere keren heb gevraagd om inzage in de volledige administratie. Specifiek heb ik gevraagd om inzage in de onderliggende stukken ten aanzien van de goederentransacties bij [belanghebbende] die zijn gedocumenteerd bij en namens belastingplichtige bij [Holding BV], zoals inkoopfacturen, inkoop-verkoopdocumenten, inkoop-verkoopcontracten, bill of lading, letter of credit, verdere transportdocumenten, SGS rapporten, e-mails e.d. Daarnaast heb ik tijdens de bespreking van 17 april 2019 een aantal besproken documenten geselecteerd. Deze documenten heeft de heer [naam11] klaargezet voor verzending naar de Belastingdienst. Echter tot op heden zijn de gevraagde stukken niet verstrekt. Ik concludeer daarom dat ik geen volledige inzage heb gehad in de administratie van [belanghebbende].

(…)

3 Conclusie

3 Geschil

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing