Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3935, 21/00536

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:3935, 21/00536

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 mei 2023
Datum publicatie
19 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:3935
Zaaknummer
21/00536
Relevante informatie
Art. 9 BPM, Art. 10 BPM

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/00536

uitspraakdatum: 9 mei 2023

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 april 2021, nummer AWB 19/6804, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen/kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) opgelegd van € 7.792.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 7 april 2021 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 6.040, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2023 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] , alsmede namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] en [naam3] . De onderhavige zaak is met instemming van partijen gezamenlijk behandeld met de zaken met nummers 21/00537, 21/01503, 21/01511, 21/01512, 21/01513 en 21/01514. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft op 9 april 2019 aangifte voor de BPM gedaan voor een gebruikte personenauto van het merk Volvo XC60 3.0 T6 AWD Summum met voertuigidentificatienummer (VIN) [nummer1] (hierna: de auto). De datum van eerste toelating van de auto is 30 juni 2013. De auto is in Nederland geregistreerd op 12 april 2019.

2.2

In de berekening bij de aangifte is onder 8c bij de vraag welke methode wordt gekozen voor de vermindering van de BPM “Taxatierapport” aangekruist. Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [naam4] van [naam5] B.V. te [plaats1] (de taxateur). Daarin is een handelsinkoopwaarde opgenomen van € 1.428. Die handelsinkoopwaarde is vastgesteld aan de hand van een marktonderzoek naar referentievoertuigen (€ 19.198), verminderd met een bedrag van € 2.052 aan schade en een aftrek wegens schadeverleden van € 15.718. Belanghebbende heeft € 722 aan verschuldigde BPM op aangifte voldaan.

2.3

De Inspecteur heeft een bedrag van € 7.792 nageheven. Daarbij heeft de Inspecteur zich gebaseerd op een hertaxatie van [naam6] (de hertaxateur), werkzaam bij de dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Hierbij is de handelsinkoopwaarde van de auto vastgesteld op € 16.685. Dit bedrag is als volgt tot stand gekomen. De hertaxateur is uitgegaan van de laagste handelsinkoopwaarde op basis van de koerslijst van EuroTax XchangeNet, te weten € 18.387, verminderd met een waardevermindering in verband met schade van € 1.702.

2.4

Bij het opleggen van de naheffingsaanslag is de Inspecteur uitgegaan van een handelsinkoopwaarde zonder schade van € 19.198 conform de aangifte BPM van belanghebbende. Hierop is een bedrag van € 1.702 aan schade in mindering gebracht, zodat de handelsinkoopwaarde volgens de Inspecteur € 17.496 bedraagt en de verschuldigde BPM, na toepassing van een extra leeftijdskorting, € 8.514 bedraagt.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de bestreden naheffingsaanslag BPM terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de bestreden naheffingsaanslag.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing