Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4, 20/01060 t/m 20/01062
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4, 20/01060 t/m 20/01062
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 januari 2023
- Datum publicatie
- 13 januari 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2020:3495, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 20/01060 t/m 20/01062
- Relevante informatie
- Art. 3.16 lid 9 Wet IB 2001, Art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001, Art. 10a.8 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Rijnvarende. Premie volksverzekeringen. Werkkostenregeling. Immateriële schadevergoeding. Proceskosten.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 20/01060 tot en met 20/01062
uitspraakdatum: 3 januari 2023
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 oktober 2020, nummers LEE 19/511 tot en met LEE 19/513, ECLI:NL:RBNNE:2020:3495, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur) en
de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) (hierna: de Staat)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2010 tot en met 2012 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen zijn heffingsrente en belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft bij brief van 18 februari 2022 nadere inlichtingen verstrekt.
Bij brieven van 28 juni 2022 heeft belanghebbende de grieven die betrekking hebben op de heffing van premie volksverzekeringen ingetrokken voor het tijdvak 1 mei 2010 tot en met 31 december 2010 en de jaren 2011 en 2012.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2022. Ter zitting zijn gelijktijdig behandeld de zaken met nummers 20/00961, 20/00980 t/m 20/00984, 20/00986, 20/00987, 20/01032, 20/01033, 20/01060 t/m 20/01062, 20/01077 t/m 20/01079, 21/00044, 21/00528 en 21/01617. Namens belanghebbende is verschenen [naam1] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] en [naam3] , bijgestaan door [naam4] en [naam5] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende woont in Nederland en is Rijnvarende. Hij heeft over de jaren 2010, 2011 en 2012 aangifte gedaan van de volgende belastbare inkomens uit werk en woning:
2010 |
2011 |
2012 |
|
loon [naam6] |
€ 37.820 |
€ 44.673 |
€ 39.445 |
loon uit tegenwoordige dienstbetrekking |
€ 37.820 |
€ 44.673 |
€ 39.445 |
inkomsten uit eigen woning |
€ -10.173 |
€ -11.446 |
€ -10.430 |
belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 27.647 |
€ 33.227 |
€ 29.015 |
Bij de aangiften heeft belanghebbende verzocht om vrijstelling van de heffing van premie volksverzekeringen.
De aanslag voor het jaar 2010 is – in afwijking van de aangifte – opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.900, waarbij is uitgegaan van een loon uit tegenwoordige arbeid van € 39.073. Daarbij is geen vrijstelling verleend van premieheffing voor de volksverzekeringen. Bij beschikking is heffingsrente berekend.
De aanslag voor het jaar 2011 is – in afwijking van de aangifte – opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.653, waarbij is uitgegaan van een loon uit tegenwoordige arbeid van € 41.099. Daarbij is geen vrijstelling verleend van premieheffing voor de volksverzekeringen. Bij beschikking is heffingsrente berekend.
De aanslag voor het jaar 2012 is – in afwijking van de aangifte – opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.367, waarbij is uitgegaan van een loon uit tegenwoordige arbeid van € 40.797. Daarbij is geen vrijstelling verleend van premieheffing voor de volksverzekeringen. Bij beschikking is belastingrente berekend.
Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep grieven aangevoerd tegen de afwijzing van de vrijstelling van premieheffing voor de volksverzekeringen.
Onder verwijzing naar de Regeling tijdelijke tegemoetkoming Rijnvarenden (Stcrt. 2021, 50396) heeft belanghebbende de grieven betreffende de heffing van premie volksverzekeringen ingetrokken voor de perioden vanaf 1 mei 2010. Hij handhaaft verder de grieven met betrekking tot de toepassing van de werkkostenregeling en zijn verzoeken tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, van proceskosten en van het betaalde griffierecht.
3 Het geschil
In geschil is of belanghebbende recht heeft op vrijstelling van de heffing van premie volksverzekeringen voor het tijdvak 1 januari tot en met 30 april 2010, of hij recht heeft op een aftrek in verband met de werkkostenregeling, of hij recht heeft op een hogere vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn dan de Rechtbank heeft toegekend en of hij recht heeft op vergoeding van proceskosten.