Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4097, 21/00910

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4097, 21/00910

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 mei 2023
Datum publicatie
26 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:4097
Formele relaties
Zaaknummer
21/00910
Relevante informatie
Art. 7 lid 1 Wet OB 1968, Art. 7 lid 4 Wet OB 1968, Art. 9 Wet OB 1968, Tabel I onderdeel a.29 Wet OB 1968, Art. 27e AWR, Art. 27h AWR, Art. 52 AWR, Art. 67f AWR

Inhoudsindicatie

OB. Vereiste aangifte. Redelijke schatting. Vergrijpboete.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/00910

uitspraakdatum: 16 mei 2023

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 28 juni 2021, nummer AWB 19/7130, ECLI:NL:RBGEL:2021:3252, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 25.269. Bij beschikkingen is € 2.568 aan belastingrente berekend en is een boete opgelegd van € 12.634.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd, de beschikking belastingrente verminderd tot € 2.131 en de boete verminderd tot € 8.134.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het de boete betreft en het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor zover het de boete betreft en de boete verminderd tot € 8.114. Daarnaast heeft de Rechtbank de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en bepaald dat de Inspecteur het betaalde griffierecht vergoedt.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep als bijlage gevoegd een geanonimiseerde uitdraai HSB (houderschapsbelasting) betreffende de handelsvoorraad van belanghebbende ten aanzien waarvan de Inspecteur heeft vermeld dat hij daarvoor een beroep doet op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De Inspecteur heeft het beroep in zijn brief van 31 december 2021 nader toegelicht.

1.6.

De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 30 januari 2022 op het beroep van de Inspecteur gereageerd.

1.7.

De geheimhoudingskamer van het Hof heeft bij beslissing van 19 juli 2022 bepaald dat de door de Inspecteur verdedigde geheimhouding van bijlage 1 van het verweerschrift in hoger beroep niet gerechtvaardigd is, voor zover deze geheimhouding ziet op de gegevens behorende bij de 56 in de naheffingsaanslag betrokken voertuigen, en heeft de Inspecteur in de gelegenheid gesteld het Hof binnen twee weken na dagtekening van de verzending van deze beslissing te berichten welke gevolgen hij aan deze beslissing verbindt.

1.8.

De Inspecteur heeft alsnog een niet geanonimiseerde versie overgelegd van de transacties van de 56 in de naheffingsaanslag opgenomen voertuigen.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] (hierna: de echtgenoot) en mr. A.P. Flinterman als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam2] . Namens de Inspecteur zijn verschenen en gehoord [naam3] en [naam4] . Tijdens de zitting zijn de zaken met de nummers 21/00910 en 21/00791 tot en met 21/00795 gelijktijdig behandeld. Van de zitting is een procesverbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak een onderneming onder de naam [naam5] . De activiteiten van de onderneming bestaan uit het verhuren van onder meer (klassieke) voertuigen, hulp- en dienstverleningsauto's, motoren, rekwisieten en kleding aan film- en televisieproducenten. Deze activiteiten zijn vóór 2015 geëindigd. Na 2013 heeft belanghebbende geen omzet meer verantwoord in haar jaaraangiften omzetbelasting.

2.2.

In 2013/2014 is een (eerste) boekenonderzoek uitgevoerd. In het rapport van het boekenonderzoek (hierna: het eerste controlerapport) staat vermeld dat op de eindbalans van 2011 achttien vervoermiddelen waren geactiveerd. Bij de controle bleek volgens dat rapport dat er 89 vervoermiddelen op naam van belanghebbende stonden. Onder meer dat is destijds gecorrigeerd. Naar aanleiding van dit eerste onderzoek is overeengekomen dat 75 ontbrekende vervoermiddelen alsnog dienen te worden geactiveerd tegen een waarde van € 50 per stuk. Belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt tegen de belastingaanslagen die naar aanleiding van dit eerste boekenonderzoek zijn opgelegd.

2.3.

Gedurende 2017 en 2018 is wederom een boekenonderzoek uitgevoerd. Het controlerapport vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

1.1 Reikwijdte van onderzoek

Er werd een onderzoek ingesteld naar de juistheid van de in aftrek gebrachte voorbelasting zoals die vermeld is in de aangifte omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016.

Daarnaast is de administratie- en bewaarplicht beoordeeld:

- het beoordelen van de administratie naar de eisen van het bedrijf;

- het beoordelen of de kostenfacturen voldoen aan de wettelijke vereisten van de Wet op de omzetbelasting.

1.1.1

Uitbreiding onderzoek

Op 21 juni 2017 is het onderzoek uitgebreid tot het vaststellen van de aanvaardbaarheid van de aangiften:

- omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016;

- inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van de jaren 2015 en 2016.

Van deze uitbreiding is mevrouw [belanghebbende] per brief, gedagtekend 21 juni 2017, op de hoogte gesteld.

(…)

1.2

Samenvattend oordeel

De aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2015 en 2016 worden gecorrigeerd.

Voor een toelichting op de correctie wordt verwezen naar hoofdstuk 5.5.1 van dit rapport.

De afwijking van de verschuldigde inkomstenbelasting met de op basis van de ingediende aangifte verschuldigde inkomstenbelasting is zo groot dat de belastingplichtige met de aangifte die zij heeft gedaan niet de vereiste aangifte heeft gedaan.

De aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 worden gecorrigeerd. Voor een toelichting op de correctie wordt verwezen naar hoofdstuk 6.4 van dit rapport. De afwijking van de verschuldigde omzetbelasting met de in de ingediende aangiften aangegeven omzetbelasting is zo groot dat de belastingplichtige met de aangifte die zij heeft gedaan niet de vereiste aangifte heeft gedaan.

(…)

2 De onderneming

2.1

Bedrijfsactiviteiten

(…) In 2013 hebben de laatste verhuuractiviteiten plaatsgevonden. Vanwege het ontbreken van een vraag naar de betreffende goederen zijn de verhuuractiviteiten in 2013 gestaakt. Na de beëindiging van de feitelijke bedrijfsuitoefening is met de vereffening begonnen. Van de voorraad vervoermiddelen zijn er in de controleperiode volgens de HSB-voorraadoverzicht 61 verkocht. Ten tijde van dit onderzoek waren nog 31 voertuigen in bezit van de onderneming. De voertuigen zijn gestald in diverse loodsen achter het woonhuis van belastingplichtige. In 2016 heeft er op loodsen asbestsanering plaatsgevonden en zijn nieuwe dakplaten geplaatst.

(…)

2.2

Rechtsvorm onderneming

De onderneming wordt gedreven in de vorm van een eenmanszaak en is gevestigd op het adres [adres] te [woonplaats] . De handelsnaam is: [naam5] .

2.3

Administratie

De administratieve handelingen van belastingplichtige zouden zich beperkt hebben tot het bewaren en betalen van ontvangen facturen. Deze facturen en de bankafschriften worden in een ordner bewaard. De adviseur boekt deze eenmaal per jaar in de financiële administratie.

Uit derdenonderzoek (zie hoofdstuk 4.4 Derdenonderzoeken) is gebleken dat belastingplichtige ook facturen heeft uitgereikt.

2.3.1

Algemeen

2.3.2

Administratieplicht

Belastingplichtige voldoet niet aan de administratieplicht overeenkomstig artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

De redenen waarom niet voldaan wordt zijn als volgt:

In bovengenoemd artikel staat vermeld dat administratieplichtigen van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie dienen te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en ander gegevensdragers op zodanige wijze dienen te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting van belang zijnde gegevens hieruit blijken.

De administratie van belastingplichtige bevat geen kasboek, terwijl uit het onderzoek is gebleken dat er bedrijfsmiddelen contant zijn verkocht. In de controlerapporten van 14 september 2009 en 28 april 2014 is reeds aangegeven dat belastingplichtige een kasboek dient bij te houden.

Uit de administratie van belastingplichtige blijkt niet wat de verschuldigde belasting is. Daardoor wordt niet voldaan aan de administratieplicht.

2.3.3

Bewaarplicht

De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. Kopieën van uitgereikte facturen (zie ook hoofdstuk 4.4 Derdenonderzoeken) zijn niet bewaard.

(…)

4 Fiscale resultatenrekening

3 Geschil

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing