Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4101, 21/01583
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4101, 21/01583
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 16 mei 2023
- Datum publicatie
- 26 mei 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2021:5160, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/01583
- Relevante informatie
- Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM
Inhoudsindicatie
BPM. Vermindering (afschrijving).
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/01583
uitspraakdatum: 16 mei 2023
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 september 2021, nummer AWB 20/3781, in het geding tussen de belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) naar een bedrag van € 1.318 opgelegd. Bij de naheffingsaanslag is € 2 belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 juni 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 28 september 2021 het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft een hoger beroepschrift ingediend. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2023. Namens belanghebbende is verschenen en gehoord [naam1] , en namens de Inspecteur [naam2] en [naam3] . De onderhavige zaak is met instemming van partijen gezamenlijk behandeld met de zaken met nummers 21/01494, 21/01495, 21/01570, 21/01614, 21/01647 en 22/00105. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft aangifte BPM gedaan voor een gebruikte Renault Mégane Estate – 1.5 dCi Eco2 Zen (hierna: de auto). De aangifte is op 15 mei 2019 door de Inspecteur ontvangen. De auto is voor het eerst toegelaten op de weg op 19 april 2018. In de aangifte is de te betalen BPM berekend op € 787.
Belanghebbende is bij de berekening van het verschuldigde bedrag aan BPM uitgegaan van het volgens het tarief van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) verschuldigde bedrag aan BPM, zoals dat in 2018 was vastgelegd. Daarop heeft zij – vanwege de gebruikte staat van de auto – een waardevermindering als bedoeld in artikel 10, eerste lid van de Wet BPM in aanmerking genomen. Die vermindering heeft zij gebaseerd op de afschrijving zoals die volgde uit een bij de aangifte gevoegd taxatierapport van 8 mei 2019 (hierna: het taxatierapport), opgesteld door [naam4] van [naam5] (hierna: de taxateur).
Het taxatierapport vermeldt een historische bruto BPM van € 5.588, een historische nieuwprijs van € 28.340 en een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 14.779. De gecalculeerde bruto-schadekosten van de auto bedragen € 5.309. De taxateur heeft het bedrag aan schadekosten in mindering gebracht, hetgeen resulteert in een handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat van € 9.470.
De Inspecteur heeft een ‘onderzoek waardebepaling’ laten doen door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). In het op 28 mei 2019 gedagtekende rapport is de historische nieuwprijs van de auto op basis van het VWE SilverDAT/VIN informatiesysteem vastgesteld op € 28.735 en de handelsinkoopwaarde op basis van de laagste waarde vermeld in koerslijsten (in dit geval: Xray (Marge)) op € 13.681. De DRZ-taxateur heeft een vermindering van nihil in verband met schade toegepast. Alle opgegeven schadeposities zijn niet aangetroffen of kunnen als gebruikersschade worden aangemerkt volgens de DRZ-taxateur.
De auto is op 11 oktober 2019 te naam gesteld.
De Inspecteur heeft in zijn aankondiging van de naheffingsaanslag van 3 december 2019 het huurverleden van de auto meegenomen in de bepaling van de handelsinkoopwaarde, en in verband daarmee een waardevermindering toegepast van € 1.533. De handelsinkoopwaarde voor wat betreft de bepaling van de naheffingsaanslag heeft hij daarmee vastgesteld op € 12.148. De naheffingsaanslag heeft hij daarmee als volgt berekend:
Historische nieuwprijs |
€ 28.735 |
|
Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat (Xray) |
€ 13.681 |
|
Waardevermindering (aflevering klaarmaken ex-huurauto en Nederlandstalig boekenpakket) |
-/- € 1.533 |
|
Handelsinkoopwaarde in beschadigde staat (percentage van de historische nieuwprijs) |
€ 12.148 (42,28%) |
|
Historische bruto BPM |
€ 5.588 |
|
Afschrijving (100-/-42,28 =) 57,72% |
-/- € 3.226 |
|
€ 2.362 |
||
Extra leeftijdskorting |
-/- € 257 |
|
Verschuldigde BPM |
€ 2.105 |
|
Op aangifte voldaan |
-/- € 787 |
|
Naheffingsaanslag |
€ 1.318 |
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Belanghebbende betoogt – kort en zakelijk weergegeven – dat de DRZ-taxateur ten onrechte geen rekening heeft gehouden met een waardevermindering in verband met schade en subsidiair dat de Inspecteur de nieuwprijs onjuist heeft vastgesteld waardoor de afschrijving hoger moet worden vastgesteld.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende geen waardevermindering aannemelijk heeft gemaakt en dat de nieuwprijs juist is vastgesteld.