Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4501, 22/00486

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4501, 22/00486

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 mei 2023
Datum publicatie
9 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:4501
Formele relaties
Zaaknummer
22/00486
Relevante informatie
Art. 3.81 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Compromis ter zitting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/00486

uitspraakdatum: 30 mei 2023

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 januari 2022, nummer AWB 20/6409, ECLI:NL:RBGEL:2022:116, in het geding tussen

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende) en de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 250.000. Verder is € 1.579 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 november 2020 de aanslag en beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).

1.4.

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 13 januari 2022 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag IB/PVV 2015 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 135.000, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, en vergoedingen van griffierecht en proceskosten toegekend van respectievelijk € 48 en € 2.056.

1.5.

De Inspecteur heeft op 23 februari 2022 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6.

Belanghebbende heeft op 26 oktober 2022 een verweerschrift ingediend.

1.7.

De Inspecteur heeft op 28 april 2023 nadere stukken ingediend.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2023. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [naam1] en [naam2] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam3] , [naam4] en [naam5] . Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2. Overwegingen

2.1.

Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis het volgende overeengekomen:

a. de onderhavige aanslag IB/PVV 2015 wordt vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 149.000;

b. de beschikking belastingrente wordt dienovereenkomstig vastgesteld;

c. de Inspecteur vergoedt de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand overeenkomstig de forfaitaire systematiek van het Besluit proceskosten bestuursrecht, welke kosten kunnen worden berekend op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het verweerschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 837, wegingsfactor 1);

d. voor de jaren 2016 tot en met 2019 wordt bij belanghebbende een belastbaar loon uit [naam6] NV in aanmerking genomen van € 149.000 per jaar; en

e. voor de jaren vanaf 2020 spreken partijen de bereidheid uit om op een zakelijke en constructieve wijze eventuele fiscale geschillen op te lossen.

2.2.

In onderhavige procedure zal het Hof, gelet op zijn uitspraakbevoegdheden, overeenkomstig voornoemde punten a, b en c beslissen. Dat betekent dat het hoger beroep van de Inspecteur gegrond is.

3 Beslissing

Het Hof:

-

vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de aanslag IB/PVV 2015 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 149.000;

-

vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig, en

-

veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.674.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.M. Breij, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.

De beslissing is op 30 mei 2023 in het openbaar uitgesproken.

De griffier is verhinderd de De voorzitter,

uitspraak te tekenen

(A.J.H. van Suilen)

Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 31 mei 2023.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.