Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4798, 22/00624 en 22/00625
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4798, 22/00624 en 22/00625
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 juni 2023
- Datum publicatie
- 16 juni 2023
- Zaaknummer
- 22/00624 en 22/00625
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 2:1 Awb, Art. 6:5 Awb, Art. 6:6 Awb
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Ontvankelijkheid bezwaar. Geen toereikende machtiging. Immateriële schadevergoeding.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummers BK-ARN 22/00624 en 22/00625
uitspraakdatum: 6 juni 2023
Uitspraak van de zeventiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 maart 2022, nummers LEE 20/1911 en 20/1912, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Harlingen (hierna: de heffingsambtenaar)
alsmede de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid, hierna: de Minister)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak aan de [adres1] 83 en de waarde van de onroerende zaak aan de [adres2 ] 45, beide te [plaats1] , per waardepeildatum 1 januari 2019 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2020 vastgesteld op € 117.000 respectievelijk € 105.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn de aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen 2020 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 150,11 respectievelijk € 134,72.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 19 mei 2020 de bezwaarschriften niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [naam1] , alsmede [naam2] namens de heffingsambtenaar.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken aan de [adres1] 83 te [plaats1] en de [adres2 ] 45 te [plaats1] (hierna: de onroerende zaken).
De heffingsambtenaar heeft op 4 maart 2020 een ondertekende brief van [naam1] (hierna: [naam1] ) ontvangen waarin hij bezwaar maakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaken. Daarbij heeft hij een afschrift van het ten name van belanghebbende gestelde aanslagbiljet van de gemeente Harlingen gevoegd met daarop de WOZ-beschikkingen en de aanslagen OZB.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 10 maart 2020 aan [naam1] de ontvangst van zijn brief bevestigd. In die brief staat ook:
“Om uw bezwaarschrift in behandeling te nemen heb ik een juiste machtiging nodig waaruit blijkt dat u namens belanghebbende mag handelen. Ik stel u in de gelegenheid dit verzuim binnen vier weken na verzending van deze brief te herstellen. Als u het bezwaarschrift niet binnen deze termijn aanvult dan verklaar ik uw bezwaarschrift niet-ontvankelijk. Dit betekent dat ik niet inga op de inhoud van uw bezwaarschrift.”
Bij e-mail van 6 april 2020 heeft [naam1] aan de heffingsambtenaar een e-mail van 16 maart 2020 van belanghebbende gericht aan [naam1] meegestuurd. Laatstgenoemde e-mail met tijdstip 12:43, waarvan de heffingsambtenaar in eerste aanleg een afschrift heeft overgelegd, luidt als volgt:
“ [naam1] ,
Als ik het goed begrijp moet ik per woning aangeven waar ze eventueel last van zouden kunnen hebben.
[adres3] 7 [woonplaats] bodemdaling door gaswinning
[adres4] 3a [woonplaats] bodemdaling door gaswinning
[adres5] 296 [plaats2] geluidsoverlast autoweg / luidruchtige omwonenden
[adres6] 18 [plaats3 ] tokkie buurt, gezamenlijke steeg achterom is een dumpplaats van rotzooi, drugspanden, uitgewoonde buurt
[adres7] 342 [plaats3 ] studenten, geluidsoverlast, gehandicapten
[adres7] 488 [plaats3 ] studenten, geluidsoverlast, gehandicapten
[adres7] 504 [plaats3 ] studenten, geluidsoverlast naastgelegen weg, hangplek voor jeugd
[adres7] 524 [plaats3 ] studenten
[adres8] [plaats4] = 4 onder 1 dak woning, dak en goten zijn gezamenlijk, lichte bodemdaling
[adres9] [plaats4] = 4 onder 1 dak woning, dak en goten zijn gezamenlijk, lichte bodemdaling
[adres1] 83 [plaats1] VOLGT [Hof: in het door [naam1] overgelegde exemplaar van de e-mail van 16 maart 2020 is in plaats van “VOLGT” “? zou ik niet weten” vermeld]
[adres2 ] 45 [plaats1] bodemdaling, asbest achter gevelhout, rioolproblemen met hevige regeval stroomt rioolwater woning, tuin en schuurtje in, bodemdaling
[adres10] 99 [plaats3 ] bodemdaling, rioolproblemen, steeg staat met een klein beetje regen vol met water, met name riool problemen door bodemdaling
[naam3] scheuren in voorgevel door bodemdaling
Kun je hier wat mee [naam1] ,
[belanghebbende]
[telefoonnummer]
[adres3] 7
[woonplaats] ”
[naam1] verzoekt de heffingsambtenaar in zijn e-mail van 6 april 2020 om de e-mail van belanghebbende van 16 maart 2020 (in ieder geval voorlopig) als de volmacht te beschouwen.
Bij e-mail van 7 april 2020 bericht de heffingsambtenaar aan [naam1] het volgende:
“U verwijst naar onderstaande e-mail voor de volmacht. Ik zie geen volmacht en ook niet iets wat hier op lijkt. Om taxatieverslagen toe te sturen heb ik een geldige machtiging nodig. Ik stel u daarom nogmaals in de gelegenheid om ons binnen twee weken een machtiging toe te sturen. Indien u hieraan niet voldoet, zal ik uw bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaren.”
Bij e-mail van 23 april 2020 heeft de heffingsambtenaar [naam1] het volgende bericht:
“Onder verwijzing naar onderstaande mail wijzen wij u erop dat wij tot op heden geen geldige machtiging hebben ontvangen. Graag ontvangen wij de machtiging begin volgende week. Wij sturen u dan vervolgens de gevraagde taxatieverslagen toe.”
Bij e-mail van 15 mei 2020 heeft [naam1] de heffingsambtenaar als bijlage een concept-volmacht gestuurd met het verzoek te laten weten of hij met de inhoud en strekking daarvan kan instemmen. De concept-volmacht bevat niet de naam van belanghebbende noch zijn adres. Evenmin is de concept-volmacht voorzien van de handtekening van belanghebbende.
Bij uitspraak op bezwaar van 19 mei 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat een geldige volmacht ontbrak en dat verzuim niet (binnen de gestelde termijn) was hersteld.
3 Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voor het geval het Hof van oordeel is dat het bezwaar wel ontvankelijk is, heeft belanghebbende het Hof verzocht de zaken zelf af te doen en te beoordelen of de WOZ-waarden van de onroerende zaken op een te hoog bedrag zijn vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt de vragen bevestigend. Hij voert wat betreft de eerste vraag aan dat de e-mail van 16 maart 2020 de machtiging is. Hij wijst er daarbij op dat die e-mail naast het logo van het bedrijf van belanghebbende en zijn naam en adres tevens de opdrachtbevestiging bevat dat [naam1] namens belanghebbende optreedt. Door die e-mail hoefde de heffingsambtenaar er volgens belanghebbende niet aan te twijfelen dat [naam1] namens hem bezwaar had aangetekend.
De heffingsambtenaar beantwoordt de vragen ontkennend. Met betrekking tot de eerste vraag stelt hij dat hij wegens het uitblijven van een machtiging het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.