Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5449, 21/00129, 21/00130 en 21/00463

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5449, 21/00129, 21/00130 en 21/00463

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 juni 2023
Datum publicatie
7 juli 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:5449
Formele relaties
Zaaknummer
21/00129, 21/00130 en 21/00463
Relevante informatie
Art. 67f AWR

Inhoudsindicatie

OB. Vergrijpboetes. Compromis ter zitting.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers BK-ARN 21/00129, 21/00130 en 21/00463

uitspraakdatum: 27 juni 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 7 december 2020, nummers LEE 19/2344 tot en met LEE 19/2346, in het geding tussen de inspecteur en

[belanghebbende] te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2014, 2015 en 2016 naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en zijn vergrijpboeten opgelegd van respectievelijk € 2.778 (2014), € 5.407 (2015) en € 2.010 (2016).

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen 2014 en 2016 verminderd, de beschikkingen belastingrente 2014 en 2016 dienovereenkomstig verminderd, de naheffingsaanslag 2015 en de beschikking belastingrente 2015 gehandhaafd en de vergrijpboeten verminderd tot respectievelijk € 1.793 (2014), € 4.924 (2015) en € 1.528 (2016).

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraken betreffende de vergrijpboeten in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de boetebeschikkingen vernietigd en beslissingen genomen omtrent het griffierecht en de proceskosten.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] (digitaal aanwezig) namens belanghebbende en namens de Inspecteur [naam2] en [naam3] .

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert in maatschapsverband een accountants- en belastingadvieskantoor. De maten van belanghebbende zijn [naam1] en [naam4] . Belanghebbende verzorgt haar eigen administratie, doet zelf aangifte omzetbelasting en stelt ook zelf de jaarrekeningen vast.

2.2.

Op 7 september 2017 is bij belanghebbende een boekenonderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. Tijdens het boekenonderzoek is geconstateerd dat er een verschil zat tussen de omzetbelasting die volgens de administratie op aangifte diende te worden voldaan en de omzetbelasting die feitelijk op aangifte was voldaan, dat geen correctie privégebruik auto in aanmerking was genomen en dat omzetbelasting als voorbelasting in aftrek was gebracht waarvan de zakelijkheid niet was aangetoond. Dit heeft tot de volgende correcties geleid:

2014

2015

2016

Correctie wegens verschil administratie en aangifte

€ 11.114

€ 21.628

€ 8.040

Correctie privégebruik auto

€ 1.091

€ 400

€ 1.091

Correctie voorbelasting

€ 2.421

€ 0

€ 1.741

Totaal

€ 14.626

€ 22.028

€ 10.872

2.3.

Met dagtekening 28 augustus 2018 zijn de in geding zijnde naheffingsaanslagen vastgesteld overeenkomstig de tijdens het boekenonderzoek naar voren gekomen correcties. Daarbij is belastingrente berekend en zijn tevens vergrijpboeten opgelegd van 25%, ofwel € 2.778 (2014), € 5.407 (2015) en € 2.010 (2016), omdat het in de visie van de Inspecteur aan de grove schuld van belanghebbende is te wijten dat te weinig omzetbelasting op aangifte is voldaan. De grondslag van de vergrijpboeten beperkt zich tot de correctie ‘verschil administratie en aangifte’.

3 Geschil en gronden

3.1.

In geschil is of de vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.

3.2.

Ter zitting zijn partijen uit proceseconomische overwegingen tot overeenstemming gekomen dat:

-

de vergrijpboeten worden verminderd tot € 1000,- voor de drie jaren tezamen,

-

de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht in stand blijven,

-

belanghebbende voor de fase van hoger beroep geen proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, en dat

-

dit compromis aldus wordt vormgegeven dat de vergrijpboete 2014 en de vergrijpboete 2015 worden vernietigd en de vergrijpboete 2016 wordt verminderd tot € 1.000,

3.3.

Het Hof zal dienovereenkomst beslissen.

4 Beslissing