Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5451, 22/00970 en 22/00971

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5451, 22/00970 en 22/00971

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 juni 2023
Datum publicatie
7 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:5451
Formele relaties
Zaaknummer
22/00970 en 22/00971
Relevante informatie
Art. 3.2 Wet IB 2001, Art. 3.4 Wet IB 2001, Art. 3.5 Wet IB 2001, Art. 3.6 Wet IB 2001, Art. 67e AWR

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Zorgwerkzaamheden. Winst uit onderneming?

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers BK-ARN 22/00970 en 22/00971

uitspraakdatum: 27 juni 2023

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 april 2022, nummers AWB 20/3518 en 20/3519, ECLI:NL:RBGEL:2022:1861, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2014 en 2015 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is daarbij belastingrente berekend en voor het jaar 2014 is bij beschikking een vergrijpboete van € 3.300 opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen de – onder 1.1 – genoemde navorderingsaanslagen en beschikkingen niet-ontvankelijk verklaard. In hetzelfde geschrift heeft de Inspecteur de door hem als zodanig aangemerkte verzoeken om ambtshalve vermindering gedeeltelijk afgewezen (beschikking als bedoeld in artikel 9.6, derde lid, van de Wet IB 2001), de navorderingsaanslagen verminderd en de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast is de vergrijpboete verminderd tot € 3.178.

1.3.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken van 2 juni 2020 de bezwaren tegen de – onder 1.2 – genoemde beschikking als bedoeld in artikel 9.6, derde lid, van de Wet IB 2001 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar gegrond verklaard, beslist dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraken op bezwaar in stand blijven, behoudens voor de boete over 2014, de boete verminderd tot een bedrag van € 1.200, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 619 en de Inspecteur opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting nadere stukken ingestuurd en de Inspecteur een pleitnota.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was in de jaren 2014 en 2015 in loondienst werkzaam bij [naam3] als ambulanceverpleegkundige.

2.2.

Daarnaast heeft belanghebbende in de jaren 2014 en 2015 werkzaamheden verricht als verpleegkundig specialist voor de Stichting [naam4] (hierna: [naam4] ). Tot de stukken van het geding behoort een ‘Overeenkomst van opdracht’ met dagtekening 27 maart 2012, tussen [naam4] , als opdrachtgever, en belanghebbende, als opdrachtnemer. De werkzaamheden in de onderhavige jaren heeft belanghebbende op basis van gelijkluidende overeenkomsten verricht. In de ‘Overeenkomst van opdracht’ is onder meer opgenomen dat belanghebbende daarin nader genoemde patiëntengroepen zelfstandig behandelt, bij vragen of twijfel de dienstdoende consultarts consulteert, de werkzaamheden verricht ten behoeve van [naam4] , op de basispost [plaats1] , maar indien de werkzaamheden dit vereisen van hem de bereidheid verwacht wordt om op andere plaatsen werkzaam te zijn, de werkzaamheden persoonlijk verricht, het van belang is dat belanghebbende bij het werkoverleg VS/PA aanwezig is omdat dan relevante informatie voor een juiste uitvoering van de werkzaamheden wordt uitgewisseld en het dienstrooster wordt doorgenomen, wat betreft werktijden aansluit bij de openingstijden van [naam4] , het honorarium voor de werkzaamheden € 55 per uur bedraagt, de verschuldigde belastingen en premies sociale verzekeringen voor rekening van belanghebbende komen, belanghebbende over een verklaring arbeidsrelatie dient te beschikken en zelf verantwoordelijk is voor het hebben van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering.

2.3.

Belanghebbende was in de jaren was in 2014 en 2015 verder nog verkoper en monteur van zonnepanelen.

2.4.

Belanghebbende heeft voor de jaren 2012, 2013 en 2014 aanvragen voor een verklaring arbeidsrelatie (hierna: VAR) ingediend bij de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft naar aanleiding van deze aanvragen aan belanghebbende voor deze jaren telkens beschikkingen VAR winst uit onderneming (hierna: beschikking VAR WUO) afgegeven. De beschikking VAR WUO voor het jaar 2014 geldt op grond van beleid van de Staatssecretaris van Financiën ook voor het jaar 2015.

2.5.

Op het door belanghebbende ingediende aanvraagformulier voor het jaar 2014 zijn de vragen – voor zover hier van belang en zoals de Inspecteur heeft verwoord in zijn verweerschrift in eerste aanleg – als volgt beantwoord:

Onderdeel

Antwoord

2. Werkzaamheden

2a. Omschrijving

Verpleegkundig specialist acute zorg

2b. Eerdere beoordeling

Nee

2c. Soort arbeidsrelatie

Ik ben ondernemer

2d. Aantal uren

700 uur of meer

2e. Aantal opdrachtgevers

7 of meer

2f. Aantal opdrachtgevers vorig jaar

7 of meer

2g. Opdr. door anderen uitv.

Nee

2i. Herstel voor uw risico

Ja

2k. Door u verrichte werkzaamheden ook door werkn. in loondienst

Nee

3. Inkomsten

3d. Aanwijzingen over werkwijze

Ja

3e. Hoofdzakelijk bij 1 opdrachtgever

Nee

4. Werkwijze

4a. Facturen

Ja

4b. Reclame

Nee

4f. Investering meer dan € 2.500

Ja

2.6.

Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2014 en 2015 de voordelen ter zake van de onder 2.2 en 2.3 genoemde werkzaamheden als resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: ROW) aangegeven ten bedrage van respectievelijk negatief € 8.495 (2014) en negatief € 13.714 (2015). Aan belastbaar inkomen uit werk en woning heeft hij respectievelijk € 50.774 (2014) en € 53.982 (2015) aangegeven. De Inspecteur heeft de definitieve aanslagen in de IB/PVV voor de jaren 2014 en 2015 overeenkomstig de aangiften opgelegd.

2.7.

In augustus 2016 is de Inspecteur een boekenonderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2011 tot en met 2015 en de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015. In het rapport van dit onderzoek, met dagtekening 20 oktober 2017, is onder meer het volgende vermeld:

2.4 Administratie

(…)

Vanaf 2013 heeft belastingplichtige een administratie gevoerd in Excel. Tijdens het inleidend gesprek is geconstateerd dat er veel fouten in de gehanteerde formules zaten. Tevens is geen splitsing aangebracht in de Excelbestanden waaruit de resultaten van de verschillende activiteiten zijn af te leiden. (…)

Uit bovenstaande blijkt dat de door belastingplichtige gevoerde administratie zo ingericht was dat controle hiervan binnen redelijke termijn niet mogelijk was.

(…)

Belastingplichtige heeft vervolgens de administratie helemaal opnieuw opgezet.

(…)

2.8

Beoordeling bron van inkomen

(…)

Het verrichten van werkzaamheden bij [naam4]

Belastingplichtige verrichtte deze werkzaamheden voor één opdrachtgever op de locatie van de opdrachtgever. Belastingplichtige kon zich niet laten vervangen, maakte niet actief reclame, had niet geïnvesteerd, en verrichtte deze werkzaamheden op door de opdrachtgever bepaalde weekenden.

De bron van inkomen moet worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Om praktische redenen wordt de bron van inkomen geduid als resultaat uit overige werkzaamheden.

Het plaatsen van zonnepanelen

Deze werkzaamheden zijn voor meerdere opdrachtgevers uitgevoerd. Er is geïnvesteerd en er wordt mond tot mondreclame gemaakt. Gelet echter op de lage omzet, resultaten en tijdsbesteding kan niet gesteld worden dat er sprake is van winst uit onderneming.

De bron van inkomen wordt in het controle tijdvak geduid als resultaat uit overige werkzaamheden. (…)

6 Boete

6.1

Inkomstenbelasting

Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014 wordt ingevolge artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de paragrafen 25 en 27 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst een vergrijpboete opgelegd van 25%. De grondslag van de boete wordt gevormd door het bedrag van de navorderingsaanslagen; een en ander voor zover dat bedrag als gevolg van grove schuld niet zou zijn geheven. (…) over 2014 is dat de belasting over een correctie van € 30.768.

Motivering boete:

(…)

Bij het doen van de aangiften inkomstenbelasting had belastingplichtige redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag – het indienen van aangiften inkomstenbelasting waar geen of zeer gebrekkige administratie aan ten grondslag lag – tot gevolg zou hebben dat de aanslagen tot een te laag bedrag zouden kunnen worden vastgesteld. Door die aangiften inkomstenbelasting in te dienen zoals die zijn ingediend heeft belastingplichtige dermate lichtvaardig gehandeld dat het aan zijn grove schuld is te wijten dat de respectievelijke aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld.

Matiging

De boete wordt gematigd tot 20% omdat voor min of meer hetzelfde feitencomplex ook omzetbelasting wordt nageheven waarbij ook een boete wordt opgelegd.”

In het rapport heeft de Inspecteur voorts de voor de jaren 2014 en 2015 aan te brengen correcties vermeld in verband met de geconstateerde te lage opbrengstverantwoording en de te hoge toegepaste kostenaftrek. Deze correcties hebben betrekking op het verschil tussen de oorspronkelijke administratie van belanghebbende en de nieuw opgezette administratie. In het rapport is het ROW voor het jaar 2014 nader bepaald op € 22.273 (-/- € 8.495 + € 30.768) en voor het jaar 2015 op € 26.659 (= -/- € 13.714 + € 40.373) en is aldus het belastbaar inkomen uit werk en woning nader berekend op respectievelijk € 81.542 (2014) en € 90.378 (2015).

2.8.

De Inspecteur heeft overeenkomstig de bevindingen in het rapport van het boekenonderzoek aan belanghebbende met dagtekening 2 december 2017 navorderingsaanslagen in de IB/PVV over de jaren 2014 en 2015 opgelegd. Bij beschikkingen is daarbij belastingrente berekend en voor het jaar 2014 is bij beschikking een vergrijpboete van € 3.300 opgelegd.

2.9.

Na daartegen op 18 januari 2018 gemaakt bezwaar, waarin belanghebbende het standpunt heeft ingenomen dat de voordelen uit zijn werkzaamheden als verpleegkundig specialist en die ter zake van de zonnepanelen als winst uit onderneming moeten worden aangemerkt, heeft de Inspecteur de bezwaren tegen de – onder 2.8 – genoemde navorderingsaanslagen en beschikkingen bij uitspraken op bezwaar van 23 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard en de door hem als zodanig aangemerkte verzoeken om ambtshalve vermindering gedeeltelijk afgewezen. Omdat de Inspecteur de voordelen uit de werkzaamheden ter zake van de zonnepanelen alsnog heeft aangemerkt als winst uit onderneming en in verband daarmee hierop de MKB-winstvrijstelling heeft toegepast, zijn de navorderingsaanslagen verminderd tot aanslagen berekend naar belastbare inkomens uit werk en woning van respectievelijk € 80.374 (2014) en € 88.656 (2015), zijn de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd en is de vergrijpboete verminderd tot € 3.178.

2.10.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 2 juni 2020 de bezwaren van belanghebbende tegen de – onder 2.9 – genoemde gedeeltelijke afwijzingen van de verzoeken om ambtshalve vermindering afgewezen.

2.11.

De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 12 april 2022 geoordeeld, naar tussen partijen ook niet meer in geschil was, dat in de bezwaarfase de hoorplicht is geschonden. Omdat belanghebbende de Rechtbank had verzocht zelf in de zaken te voorzien, heeft de Rechtbank de zaken inhoudelijk behandeld en voor het jaar 2014 geoordeeld dat een vergrijpboete van € 1.500 passend en geboden is. De Rechtbank heeft de vergrijpboete aldus verminderd, waarbij rekening is gehouden met een verdere matiging van 20% wegens overschrijding van de redelijke termijn, tot € 1.200. Voor het overige heeft de Rechtbank het beroep ongegrond bevonden.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de voordelen die belanghebbende geniet uit de werkzaamheden als verpleegkundig specialist, eventueel met een beroep op het vertrouwens- of gelijkheidsbeginsel, kunnen worden aangemerkt als winst uit onderneming. Tevens is in geschil of belanghebbende aan het urencriterium voldoet en mitsdien in aanmerking komt voor toepassing van de (verhoogde) zelfstandigenaftrek.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert tot vermindering van de navorderingsaanslagen en de bijbehorende beschikkingen belastingrente. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof zijn grieven met betrekking tot de vergrijpboete, zoals deze luidt na de uitspraak van de Rechtbank, laten varen.

3.3.

De Inspecteur beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft in dit verband ter zitting van het Hof desgevraagd verklaard dat, omdat in het rapport van het boekenonderzoek ervan is uitgegaan dat de voordelen kunnen worden aangemerkt als ROW, hij ook in hoger beroep dit standpunt inneemt.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing