Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5577, 22/00710
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5577, 22/00710
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 juli 2023
- Datum publicatie
- 14 juli 2023
- Zaaknummer
- 22/00710
- Relevante informatie
- Art. 2.17 Wet IB 2001, Art. 4.19 Wet IB 2001, Art. 4.22 Wet IB 2001, Art. 27e AWR, Art. 47 AWR, Art. 52a AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Vervreemdingsvoordeel bij verkoop aandelen.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer BK-ARN 22/00710
uitspraakdatum: 04 juli 2023
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 maart 2022, nummer LEE 20/474, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.773 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 8.498.717. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 161.947.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard en de bestreden aanslag verminderd tot een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.773 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.257.495. De beschikking belastingrente is daarbij verminderd tot € 81.128.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank NoordNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 maart 2022 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2023 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. R.F.H. Herbers en mr. B.J. Beukema, als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] .
De Inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota gezonden naar het Hof en de wederpartij, welke geacht wordt ter zitting te zijn voorgelezen. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende was tot 1 juli 2015 certificaathouder van Stichting [naam3] . De Stichting [naam3] was houder van alle aandelen in het geplaatste kapitaal van [naam4] B.V. De aandelen in [naam4] B.V. zijn op 1 juli 2015 gedecertificeerd.
Belanghebbende werd na decertificering houder van alle aandelen in [naam4] B.V. Volgens een akte van aandelenoverdracht van 1 juli 2015, verleden door notaris [naam5] te [woonplaats] ,
heeft belanghebbende alle aandelen in [naam4] B.V. op 1 juli 2015 voor € 1 verkocht aan [naam6] (hierna: [naam6] ), gevestigd te [plaats1] . De verkrijgingsprijs van de aandelen in [naam4] B.V. was € 18.000.
Blijkens de stukken van het geding had [naam4] B.V. diverse (indirecte) meerderheids- en minderheidsdeelnemingen in diverse vennootschappen, waaronder in [naam7] B.V.
Blijkens de stukken van het geding had [naam7] B.V. medio 2020 diverse (indirecte) meerderheidsdeelnemingen in vennootschappen, waaronder in [naam8] B.V., [naam9] B.V., [naam10] B.V. en [naam11] B.V.
In de aangiften vennootschapsbelasting van [naam4] B.V. voor 2014 en voor 2015 is een ondernemingsvermogen aangegeven van respectievelijk € 8.532.990 per 31 december 2014 en € 7.267.877 per 31 december 2015.
In de gedeponeerde jaarrekening van [naam7] B.V. is per 31 december 2015 een eigen vermogen opgenomen van € 2.801.972, in de gedeponeerde jaarrekening van [naam8] B.V. een eigen vermogen van € 14.546, in de gedeponeerde jaarrekening van [naam9] B.V een eigen vermogen van -/- € 238.556, in de gedeponeerde jaarrekening van [naam10] B.V. een eigen vermogen van -/- € 3.235.631 en in de gedeponeerde jaarrekening van [naam11] B.V. een eigen vermogen van € 1.163.321.
Belanghebbende had ultimo 2014 een rekening-courantschuld aan [naam4] B.V. van € 4.349.283.
Belanghebbende heeft op 14 oktober 2016 aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar uitsluitend een inkomen uit werk en woning van € 40.773. In de aangifte is daarnaast onder meer vermeld dat belanghebbende een schuld van € 4.349.283 heeft wegens een verstrekte lening door [naam6] .
De Inspecteur heeft bij brieven van 9 februari 2017, 14 februari 2017 en 22 maart 2017 aan belanghebbende vragen gesteld over de aandelentransactie [naam4] B.V. en de afwikkeling van zijn rekening-courantschuld bij [naam4] B.V.
Bij brief van 27 maart 2017 heeft de (toenmalige) gemachtigde van belanghebbende, onder
overlegging van een organogram van de ondernemingen van belanghebbende naar de stand van 2014, meegedeeld dat de aandelen van [naam4] B.V., inclusief de belangen in de deelnemingen, op 1 juli 2015 zijn verkocht aan [naam6] , een externe investeringsmaatschappij, en dat de rekeningcourantschuld van belanghebbende aan [naam4] B.V. van € 4.349.283 per 1 januari 2015 is afgelost door een lening van [naam6] .
Bij brief 22 juni 2017 heeft de Inspecteur vervolgens onder meer de volgende aanvullende vragen gesteld:
" Verkoop aandelen [naam4] BV:
Met betrekking tot de verkoop van de aandelen [naam4] BV, zou ik graag de volgende informatie ontvangen, dan wel heb ik de volgende vragen:
- hoe is contact met de kopers gelegd?
- is er een verkoopmemorandum gemaakt? Zo ja dan ontvangen ik graag een kopie;
- graag ontvang ik een kopie van de correspondentie en eventueel e-mailverkeer met de kopende partij mbt verkoop van de aandelen en het vaststellen van de koopsom van de aandelen?
- hoe is de waarde cq verkoopprijs van de aandelen uiteindelijk vastgesteld?
- graag ontvang ik een kopie van de verkoopovereenkomst;
- graag ontvang ik een kopie van de akte van aandelen overdracht;
- hoe is de koopsom voldaan? (graag een kopie van het betalingsbewijs).
In de brief van 27 maart 2017 is opgemerkt dat u geen enkel financieel belang heeft bij de kopende partij Hiermee zou de suggestie gewekt kunnen worden dat er wel andere belangen zouden zijn. Heeft u eventueel andere dan financiële belangen bij de kopende partij?
Rekening-courant [naam4] BV:
In de brief van 27 maart 2017, is aangegeven dat de rekening courant ad € 4.349.283 volledig is afgelost door middel van een lening verstrekt door [naam6] (hierna [naam6] ).
In verband met deze aflossing en de verstrekking van de lening door [naam6] ontvang ik graag de volgende informatie
- een kopie van de correspondentie met betrekking tot de aanvraag van de lening;
- een opgave van (eventueel) verstrekte zekerheden;
- een kopie van de leningsovereenkomst;
- hoe is de rekening courantlening met [naam4] BV feitelijk afgelost?
- een kopie van overboekingsbewijzen/bankafschriften waaruit de overboeking blijkt, dan wel een kopie van de akte van cessie;
- een kopie van de leningsovereenkomst met [naam6] ;
- een opgave van de verstrekte zekerheden aan [naam6] en kopieën van akten van vastlegging van de zekerheden;
- een kopie van bewijs van rentebetalingen aan [naam6] ;
Als er inmiddels aflossingen hebben plaatsgevonden op de lening, graag een kopie van de bewijzen van aflossing.".
Omdat een reactie uitbleef, heeft de Inspecteur bij brief van 11 juli 2017 verzocht de in de brief van 22 juni 2017 gestelde vragen te beantwoorden. In die brief is tevens medegedeeld dat bij niet of niet volledige beantwoording van de vragen een informatiebeschikking kan worden afgegeven.
Door of namens belanghebbende is op de brief van 11 juli 2017 niet gereageerd.
De Inspecteur heeft op 24 augustus 2017 een informatiebeschikking genomen wegens het niet hebben voldaan aan de informatieverplichting van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), omdat er niet is gereageerd op de bedoelde verzoeken om informatie te verstrekken. Daarbij is, onder weergave van de in de brief van 22 juni 2017 gevraagde informatie, aangegeven dat alsnog aan de informatieplicht kan worden voldaan door de gevraagde gegevens binnen zes weken alsnog te verstrekken. Tegen deze informatiebeschikking is geen bezwaar gemaakt. De gevraagde informatie is evenmin binnen zes weken verstrekt.
Bij brief van 27 november 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende meegedeeld voornemens te zijn af te wijken van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 en bij de aanslag het inkomen uit aanmerkelijk belang, uitgaande van de intrinsieke waarde van de aandelen [naam4] B.V., vast te stellen op € 8.534.717.
De Inspecteur heeft vervolgens op 14 april 2018 de bestreden aanslag IB/PVV 2015 vastgesteld, waarbij in afwijking van de aangifte het inkomen uit aanmerkelijk belang is vastgesteld op € 8.498.717.
Belanghebbende heeft op 23 april 2018 bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2015 gemaakt. In het bezwaarschrift is onder meer het volgende vermeld:
"In de bijlage doe ik u een specificatie toekomen van de aandelenwaardering per ultimo 2015 van [naam4] BV. Tevens doe ik u een afschrift toekomen van de akte van overdracht van aandelen [naam4] BV en de decertificering van aandelen in het kapitaal van [naam4] BV."
Bijgevoegd is onder meer een spreadsheet waarop is vermeld "Situatie per 31-12-2013" en is aangegeven:
- dat het eigen vermogen van [naam4] B.V. € 8.659.831 (€ 59.000 plus € 8.600.831) bedraagt en het eigen vermogen van [naam7] B.V. € 3.687.133 (€ 41.000 plus € 22.066 plus € 3.624.067);
- dat in [naam7] B.V. een voorziening voor pensioenen zit van € 1.120.866; en
- dat in beide vennootschappen een afwaardering plaatsvindt op de deelnemingen, leidend tot een negatief eigen vermogen van € 643.584 bij [naam4] B.V. en € 1.182.633 bij [naam7] B.V.
Bij brief van 23 augustus 2019 heeft de (toenmalige) gemachtigde van belanghebbende de nadere motivering van het bezwaar ingediend. Daarbij is onder meer het volgende gesteld:
"[naam4] BV had daarnaast een vordering ad € 4 349.283,= op de heer [belanghebbende] . (...) Deze schuld van de heer [belanghebbende] is afgelost middels een lening van koper Koper heeft deze vordering gelet op de financiële situatie van de heer [belanghebbende] afgewaardeerd (...) Bij het vaststellen van de koopprijs is dan ook rekening gehouden met de afwaardering van de vordering op de heer [belanghebbende] ."
Bij e-mail van 23 juli 2018 heeft [naam12] (hierna: [naam12] ) namens [naam6] onder meer het volgende aan de gemachtigde van belanghebbende gemeld:
"- Onze onderneming heeft in 2015 de onderneming van [belanghebbende] overgenomen voor 1 euro incluis alle schulden We hebben het hier over ettelijke miljoenen.
- De aanslag van de belastingdienst raakt dan ook kant nog wal. Onderbouwing hiervan is in het bezit van [belanghebbende] . Heb ik destijds neergelegd bij [naam13] en [naam14] Het betreft hier onze financiële onderbouwing en waardebepaling van zijn onderneming.".
Bij brief van 21 februari 2020 heeft [naam12] namens [naam6] onder meer het volgende aan belanghebbende geschreven:
"Middels dit schrijven stellen wij ondubbelzinnig aanspraak te blijven maken op onze rechtsvordering richting u persoonlijk aangaande uw schuld aan de firma [naam4] B V. en/of haar dochterondernemingen opgebouwd en aangegaan ten tijde van uw aandeelhouderschap en de uitoefening van uw functie als algemeen directeur van genoemde firma's, onder ons beheer gekomen na de overname van [naam4] B V door onze groepsonderneming [naam6] . De totale vordering bedraagt de som groot van € 6 753.000,00."
De Inspecteur heeft op 8 januari 2020 uitspraak op bezwaar gedaan en het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd tot € 4.257.495. In de motivering bij de uitspraak op bezwaar van 20 december 2019 heeft de Inspecteur - voor zover hier van belang - het volgende
geschreven:
"Het vervreemdingsvoordeel van de aandelen in [naam4] B.V. dient mijns inziens te worden vastgesteld op € 8.514.990, zijnde het vermogen per 1 januari 2015 verminderd met de verkrijgingsprijs van € 18.000.
Met hetgeen u heeft aangevoerd heeft u niet doen blijken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is. Omdat de verkoop van de aandelen [naam10] B.V in 2014 heeft plaatsgevonden, dient de vervreemdingswinst van negatief € 16.273 op dit punt te worden gecorrigeerd Om die reden dient de totale vervreemdingswinst uit aanmerkelijk belang in het onderhavige jaar te worden gecorrigeerd tot € 8.514.990
(€ 8.498 717 + € 16.273).
Aangezien het hier gaat om een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel als bedoeld in artikel 2.17 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 dient zowel de helft aan u als aan uw partner te worden toegerekend. U heeft namelijk geen keuze gemaakt met betrekking tot de verdeling. Het inkomen uit aanmerkelijk belang zal ik dan ook vaststellen op € 4.257 495
Daarnaast zal ik een navorderingsaanslag IB/PVV 2015 opleggen aan uw partner [naam15] . Daarbij zal eveneens een bedrag aan vervreemdingswinst uit aanmerkelijk belang in acht worden genomen van € 4.257.495."
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende op de voet van de artikelen 4.19, 4.20 en 4.22 van de Wet IB 2001 door de verkoop van de aandelen in [naam4] B.V. een vervreemdingsvoordeel heeft genoten van € 4.257.495.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de bestreden aanslag overeenkomstig de ingediende aangifte en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden beschikking belastingrente en subsidiair tot vermindering van de bestreden aanslag wat betreft het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang tot op een bedrag van € 124.234 en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden beschikking belastingrente.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.