Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-07-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5909, 22/00525

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-07-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5909, 22/00525

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 juli 2023
Datum publicatie
21 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:5909
Formele relaties
Zaaknummer
22/00525
Relevante informatie
Art. 10 Wet LB, Art. 7:900 BW

Inhoudsindicatie

Loonheffing. Beëindigingsvergoeding.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 22/00525

uitspraakdatum: 11 juli 2023

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 januari 2022, nummer LEE 20/3661, ECLI:NL:RBNNE:2022:193, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Van belanghebbende is over de maand december 2019 door de gemeente [de gemeente] een bedrag van € 11.288,47 loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: loonheffing) ingehouden op aan belanghebbende uitbetaalde vergoedingen.

1.2.

Na tegen de inhouding gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.5.

Belanghebbende heeft diverse keren nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2023. Namens partijen is met voorafgaand bericht van verhindering niemand verschenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is op 1 juni 2005 in dienst getreden bij de gemeente [de gemeente] (de gemeente). Vanaf januari 2009 was zij arbeidsongeschikt; begin juli 2010 heeft ze haar werkzaamheden hervat voor 24 uur per week en is van 13 september 2010 tot 31 december 2010 intern uitgeleend aan de afdeling Interne Zaken. Op 20 december 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van [de gemeente] (hierna: het college) aan belanghebbende meegedeeld dat zij niet kon terugkeren naar haar oude afdeling. Na het kenbaar maken van het voornemen belanghebbende te schorsen, is de schorsing bij besluit van 17 februari 2011 geëffectueerd. Bij besluit van 30 augustus 2011 heeft het college belanghebbende per 1 oktober 2011 ontslagen wegens verstoorde verhoudingen. De rechtbank Leeuwarden heeft bij uitspraak van 9 oktober 2012 het besluit van het college, waarbij – onder meer – het bezwaar tegen het ontslagbesluit van 30 augustus 2011 ongegrond is verklaard, vernietigd. Bij uitspraak van 22 januari 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het college niet bevoegd was om belanghebbende ontslag te verlenen, de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het ontslagbesluit herroepen.

2.2.

Ter beëindiging van het dienstverband van belanghebbende bij de gemeente hebben belanghebbende en het college op 8 november 2019 een vaststellingsovereenkomst (vso) gesloten. Daarin is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“VASTSTELLINGSOVEREENKOMST

Het college van burgemeester en wethouders van [de gemeente] ,

en

mevrouw [belanghebbende] (…)

nemen in aanmerking dat:

- mevrouw [belanghebbende] sinds 1 juni 2005 is aangesteld in dienst van de gemeente [de gemeente] in de functie van medewerker invordering en kwijtschelding voor 36 uur per week;

- mevrouw [belanghebbende] zich op het standpunt stelt dat zij arbeidsongeschikt is geworden in en door de dienst en zij om die reden schadevergoedingen heeft gevorderd als ook dat zij zich om die reden niet kan vinden in de kortingen die er tijdens haar arbeidsongeschiktheid door de gemeente op haar inkomen zijn toegepast;

- als eerste ziektedag door UWV 18 januari 2016 is vastgesteld;

- mevrouw [belanghebbende] op 23 maart 2016 richting de gemeente [de gemeente] er vervolgens op heeft gewezen dat zij lijdt aan PTSS en dat dit enkel en alleen is gerelateerd aan de werkomstandigheden bij de gemeente [de gemeente] , zodat er sprake is van de situatie dat zij ziek is geworden in en door de dienst, waarbij mevrouw [belanghebbende] de gemeente [de gemeente] aansprakelijk heeft gesteld;

- de gemeente [de gemeente] bezwaar heeft gemaakt tegen de WIA beslissingen betreffende mevrouw [belanghebbende] van 14 december 2017 en 8 maart 2018, welke verband houden met een door UWV opgelegde loondoorbetalingsverplichting;

- voornoemde bezwaren door UWV gegrond zijn verklaard en dat mevrouw [belanghebbende] vervolgens bij beslissing van UWV d.d. 2 januari 2019 een WIA-uitkering met terugwerkende kracht toegekend heeft gekregen, ingaande 15 januari 2018;

- de gemeente [de gemeente] over de periode 15 januari 2018 tot en met 31 december 2018 70% van de bezoldiging van mevrouw [belanghebbende] aan haar heeft doorbetaald;

- partijen in deze overeenkomst afspraken wensen te maken over de wijze van beëindiging van de aanstelling;

- mevrouw [belanghebbende] door ondertekening van de vaststellingsovereenkomst zich ten volle bewust is van haar (rechts)positie, van de gevolgen van haar ontslag en dat zij voldoende gelegenheid heeft gehad tot een afgewogen beslissing te komen, en zich daarin heeft laten bijstaan door haar advocaat, [naam1] .

Komen als volgt overeen:

  1. Aan mevrouw [belanghebbende] wordt door het college met ingang van 1 januari 2019 eervol ontslag verleend onder toepassing van artikel 8:4 CAR/UWO.

  2. De aan mevrouw [belanghebbende] door de gemeente over de periode tot en met 31 december 2018 betaalde bezoldiging behoeft, ondanks de met terugwerkende kracht toegekende WIA uitkering, door mevrouw [belanghebbende] niet te worden terugbetaald aan de gemeente.

3. Bij beëindiging van het dienstverband zal een reguliere eindafrekening worden opgemaakt waarbij ook de tijdens het dienstverband opgebouwde doch niet-genoten vakantiedagen (1512 uur) zullen worden uitbetaald.

4. Ter zake vergoeding van ziektekosten over de periode 2013 tot en met 2017 zal aan mevrouw [belanghebbende] een bedrag van € 3.077,04 netto betaalbaar worden gesteld door het college. Over het jaar 2018 zal voorts een bedrag van € 385,00 netto ter zake ziektekosten aan mevrouw [belanghebbende] betaalbaar worden gesteld door het college.

5. Ter zake van smartengeld zal aan mevrouw [belanghebbende] een bedrag van € 5.000,-- netto betaalbaar worden gesteld door het college.

6. Ter zake vergoeding van gemaakte advocaatkosten zal aan mevrouw [belanghebbende] ten eerste een bedrag van € 55.000,00 netto betaalbaar worden gesteld door het college. Mevrouw [belanghebbende] zal de daartoe strekkende facturen van haar advocaat ter zake voornoemd bedrag aan het college overleggen. Ten tweede zal er door het college aan mevrouw [belanghebbende] een aanvullend bedrag aan advocaatkosten van € 1.500,00 netto worden vergoed, waarvoor door mevrouw [belanghebbende] niet een daartoe strekkende factuur behoeft te worden overgelegd.

7. Voor wat betreft de onder 4, 5 en 6 genoemde nettobedragen wordt door het college een belastinggarantie afgegeven, in die zin dat wanneer over betreffende bedragen onverhoopt toch belasting dient te worden betaald, het college het bedrag dat ter zake belastingen dient te worden afgedragen, vergoedt.

8. Aan mevrouw [belanghebbende] wordt een eenmalige vergoeding ten bedrag van € 20.000,00 bruto betaalbaar gesteld door het college, dit in verband met de door mevrouw [belanghebbende] gestelde loonderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid in en door de dienst.

9. De toekenning van de onder 4, 5, 6 en 8 genoemde bedragen alsmede het ontslag en een excuusbrief zullen middels besluiten aan mevrouw [belanghebbende] binnen dertig dagen na ondertekening van onderhavige overeenkomst betaalbaar worden gesteld c.q. kenbaar worden gemaakt. De concept-besluiten alsmede de concept-excuusbrief worden als bijlagen aan deze overeenkomst gehecht. Deze overeenkomst komt voorts enkel tot stand onder de voorwaarde dat de betreffende besluiten en de excuusbrief zonder tekstuele wijzigingen zullen worden aangenomen.

10. Tegen deze besluiten ter uitvoering van deze overeenkomst zal mevrouw [belanghebbende] geen bezwaar en/of beroep instellen.

11. Mevrouw [belanghebbende] zal zich ook na beëindiging van de aanstelling gedragen als een goed (ex)ambtenaar betaamt.

12. De beroepsprocedures bij de Rechtbank Noord-Nederland met betrekking tot het besluit tot overplaatsing en de korting wegens ziekte, alsmede de bezwaarprocedure met betrekking tot de afhandeling van haar AVG-verzoek worden terstond nadat beide partijen tot ondertekening van deze overeenkomst zijn overgegaan, namens mevrouw [belanghebbende] ingetrokken.

13. Met inachtneming van de inhoud van deze vaststellingsovereenkomst verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting ter zake van het dienstverband en de (wijze van) beëindiging daarvan. Van het afzien van eventuele rechten c.q. aanspraken op grond van de CAR/UWO door mevrouw [belanghebbende] is evenwel geen sprake. Mevrouw [belanghebbende] zal echter geen bezwaar-, beroeps- of civiele procedures starten/voeren ten aanzien (na)betaling van loon en/of overige emolumenten en/of vergoedingen en/of ter zake van enige vorm van aansprakelijkstelling en/of enige vorm van schadevergoeding, tenzij voortvloeiend uit een gebrekkige nakoming van onderhavige overeenkomst.”

2.3.

Tot de stukken van het geding behoort een conceptbrief van het college die als bijlage bij de vso is gevoegd. Daarin is onder meer geschreven:

“ Mevrouw [belanghebbende]

(…)

betreft: excuses van het college van B&W van de gemeente [de gemeente]

Geachte mevrouw [belanghebbende] ,

In een concept vaststellingsovereenkomst is vastgelegd dat uw dienstverband bij de gemeente [de gemeente] zal eindigen. In de 13 jaar hieraan voorafgaand bent u in uw gezondheid, persoonlijke integriteit en economische positie beschadigd geraakt. Wij, het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente [de gemeente] , erkennen dat de manier waarop u door de gemeente, uw leidinggevende en een aantal collega’s, bejegend bent niet volgens de waarden en normen was die wij als organisatie voorstaan en dat wij hier verantwoordelijk voor waren. In deze brief bieden wij u daarvoor onze excuses aan.

U bent indertijd geschorst (2010) en vervolgens ontslagen (2011). Zowel de schorsing als het ontslag hebt u aangevochten. Vervolgens heeft de Rechtbank Leeuwarden bij uitspraak van 9 oktober 2012 de schorsing en het ontslag vernietigd. Daarmee werd uw dienstverband geacht te zijn hersteld, maar zijn er geen afdoende concrete stappen gezet richting rehabilitatie en schadeloosstelling. Het hoger beroep van de gemeente werd bij uitspraak van 22 januari 2015 door de Centrale Raad van Beroep ongegrond verklaard. Daarmee stond vast dat schorsen en ontslag onterecht waren.

Vervolgens bent u na een onderzoek overgeplaatst naar een andere functie. Dat besluit hebt u aangevochten bij de Rechtbank Noord-Nederland. Ook zijn wij overgegaan tot korting van uw salaris wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Ook dat besluit hebt u aangevochten, omdat u arbeidsongeschikt bent in en door de dienst. Deze procedures zullen vanwege de te sluiten vaststellingsovereenkomst in overleg eindigen. Uw arbeidsongeschiktheid heeft uiteindelijk geleid tot het besluit van UWV u bij besluit van 2 januari 2019 met terugwerkende kracht vanaf 15januari 2018 een IVA-uitkering toe te kennen.

De handelwijze van zowel ons college als uw direct leidinggevende en een aantal collega’s hebt u als zeer ongewenst en beschadigend ervaren. U geeft aan dat er richting u ook sprake was van agressie en psychologisch terreur. Ten aanzien van ons bent u van mening dat wij ons niet als goed werkgever hebben gedragen, omdat wij uw integriteit in twijfel hebben getrokken en u zonder goede gronden hebben geschorst en ontslagen en een onvoldoende veilige en beschermde werkplek hebben geboden. Door deze onjuiste besluiten en handelwijze bent u in uw eer en goede naam aangetast. Hierdoor voelt u zich het slachtoffer van een onjuiste organisatiecultuur en van onjuist overheidsoptreden. Ook tijdens uw ziekteperiode hebt u de handelwijze van de gemeente als onjuist, onheus en nog verder beschadigend ervaren.

Wij bevestigen dat u in het verleden als ambtenaar van de gemeente [de gemeente] goed heeft gefunctioneerd. Wij erkennen dat u bent beschadigd door de manier waarop wij u hebben bejegend. Dit alles heeft een grote impact gehad op uw gezondheid. Om die reden hebben wij met u de vertrekregeling getroffen, zoals weergegeven in het concept van de vaststellingsovereenkomst. Wij willen onze dank uitspreken dat u zich bereid heeft getoond om het gesprek over die vertrekregeling met ons aan te gaan.

Wij bieden onze excuses aan voor al wat u door niet adequaat en onjuist optreden van werkgeverszijde hebt moeten doorstaan. Wij hopen dat u na uw vertrek in staat zult zijn om in de komende jaren een nieuw leven op te bouwen en wij wensen u alle goeds in de toekomst.”

2.4.

Verder behoort tot de stukken van het geding een door de gemeente verstrekte salarisstrook over de maand december 2019 ten name van belanghebbende met betrekking tot de uitbetalingen van de in de vso genoemde vergoedingen. Daarop is onder meer het volgende vermeld:

“Incidenteel (eenmalig)

Omschrijving

Bedrag

Factor/%

Basis

Smartengeld

8810,57

Verg. advocaat

2643,17

Ziektekosten 2018

678,41

Ziektekst. 13-18

5422,10

Loonderving ao

20000,00

Loonheffing (BT)

16242,21-

43,250

37554,25

Netto

21312,04”

3 Geschil

3.1.

In geschil is of terecht loonheffing is ingehouden op de aan belanghebbende in het kader van de beëindiging van de dienstbetrekking verstrekte vergoedingen ter zake van ziektekosten en loonderving. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Belanghebbende stelt zich – samengevat – op het standpunt dat deze vergoedingen niet zozeer hun grond vinden in de dienstbetrekking dat zij als daaruit genoten moeten worden aangemerkt, omdat deze zijn uitbetaald ter compensatie van psychisch leed (constatering van PTTS) dat zij heeft opgelopen ten gevolge van gedragingen van collega’s en van een verlies aan arbeidskracht. Het feit dat ook een bedrag als smartengeld is vergoed, bevestigt dat sprake is van letselschade of onrechtmatige aantastingen van eer en goede naam, waarvoor de gemeente aansprakelijk is. Dat in de vso een afspraak is gemaakt over de beëindiging van het dienstverband laat volgens belanghebbende onverlet dat een aantal vergoedingen, in dit geval de vergoedingen ter zake van ziektekosten en loonderving, verband kunnen houden met de schade die zij lijdt of heeft geleden als gevolg van een onrechtmatige daad van de gemeente. Dit verklaart ook de vergoeding die ziet op het verlies aan arbeidskracht c.q. loonderving. Er is sprake van verlies aan arbeidskracht nu belanghebbende een WIA-uitkering ontvangt omdat zij niet is staat is om werkzaamheden te verrichten en dus om een salaris te verdienen. De vergoeding ter zake van ziektekosten ziet op de omstandigheid dat zij ziek is geworden als gevolg van de wijze waarop zij tijdens het dienstverband is bejegend, waarvoor de werkgever aansprakelijk is, zodat de ziektekosten als schade kunnen worden aangemerkt. De vergoeding daarvoor vloeit dus niet zozeer voort uit de dienstbetrekking.

3.3.

De Inspecteur stelt zich – samengevat – op het standpunt dat voldoende causaal verband bestaat tussen de vergoedingen en de dienstbetrekking. De vergoedingen zijn door belanghebbende ontvangen op grond van de vso die is overeengekomen ter beëindiging van de dienstbetrekking. Alleen een werknemer kan worden ontslagen en niet een willekeurige derde. De Inspecteur stelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vergoedingen zijn ontvangen als gevolg van letselschade te gevolge van een ongeval en ook niet dat deze zijn verstrekt in verband met eventuele aantasting van haar eer en goede naam. Met betrekking tot de vergoeding van ziektekosten stelt de Inspecteur voorts dat belanghebbende door deze vergoeding particuliere uitgaven bespaart en daarmee dient te worden gekwalificeerd als loon. Met betrekking tot de vergoeding ter zake van loonderving merkt de Inspecteur op dat belanghebbende in haar beroepschrift (onderdeel 8) zelf heeft geschreven dat sprake is van een eenmalige vergoeding in verband met de door haar gestelde loonderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Uitkeringen die ertoe strekken het door belanghebbende als gevolg van de arbeidsongeschiktheid verloren inkomen te vervangen, behoren tot het loon.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing