Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:665, 21/00540 en 21/00541

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:665, 21/00540 en 21/00541

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 januari 2023
Datum publicatie
3 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:665
Zaaknummer
21/00540 en 21/00541
Relevante informatie
Art. 9 BPM, Art. 10 BPM

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 21/00540 en 21/00541

uitspraakdatum: 24 januari 2023

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

en van

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 april 2021, nummer AWB 19/7223, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 6.525.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 5.208, een proceskostenvergoeding toegekend van € 1.598 en een vergoeding van het griffierecht toegekend van € 174.

1.4.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Over en weer is een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2022. Namens belanghebbende is verschenen [naam1] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] en [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft aangifte voor de BPM gedaan voor een uit Duitsland afkomstige gebruikte personenauto van het merk en type Volvo XC70 3.0 T6 Summum (hierna: de auto). De auto heeft een Amerikaanse herkomst en is gemaakt voor de Amerikaanse markt. De datum van eerste toelating van de auto is 2 augustus 2012. De auto heeft een CO2-uitstoot van 282 gram per kilometer.

2.2.

Bij de aangifte BPM is een taxatierapport gevoegd van [naam4] van [naam5] ( [naam6] BV) te [plaats1] (hierna: de taxateur). De taxateur heeft hierin de handelsinkoopwaarde van de auto bepaald op € 543. Die handelsinkoopwaarde is als volgt vastgesteld:

Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat

(volgens koerslijst XRAY)

€ 17.172

Waardevermindering als gevolg van schade

(72% van € 2.320,94 aan gecalculeerde schade)

-/- € 1.671

Waardecorrectie wegens schadeverleden

-/- € 14.958

€ 543

Ter onderbouwing van het schadeverleden van de auto is in het taxatierapport vermeld dat de auto als economisch ‘total loss’ op een veiling is verkocht met een zogenoemde ‘salvage title’ van de staat Florida (Verenigde Staten). Gegevens van de veilingsite waar de auto te koop is aangeboden zijn in het taxatierapport opgenomen, waaronder een foto van de auto waarop schade aan de rechter voorzijde van de auto zichtbaar is. De waardecorrectie wegens schadeverleden (€ 14.958) heeft de taxateur vervolgens aan de hand van ‘Tabel 2 – Schade waardecorrectie tabel’ bepaald op 15% van een consumentenprijs van € 99.721. Voor die consumentenprijs heeft de taxateur aansluiting gezocht bij de koerslijst van XRAY die gebruikt is voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat.

2.3.

Uitgaande van een historische nieuwprijs van € 99.721, een getaxeerde handelsinkoopwaarde van € 543 en historische bruto BPM van € 43.329, is een bedrag van € 211 aan BPM op aangifte voldaan.

2.4.

De Inspecteur heeft een ‘onderzoek waardebepaling’ laten doen door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). De auto is niet aan DRZ getoond. In het op 29 april 2019 opgemaakte rapport (hierna: het DRZ-rapport) is als laagste handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat een waarde van € 16.187 vermeld, waarbij de waarde is gebaseerd op een van het taxatierapport van belanghebbende afwijkende koerslijst XRAY. Het DRZ-rapport vermeldt verder een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 16.929, volgens een koerslijst Eurotax (zonder rekening te houden met een bijstelling markt- en/of dealersituatie). DRZ heeft geen rekening gehouden met een waardevermindering wegens actuele schade of een waardecorrectie wegens schadeverleden. Het DRZ-rapport vermeldt een historische nieuwprijs van € 81.210, overeenkomstig de koerslijst XRAY die gebruikt is voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 16.187.

2.5.

De tenaamstelling van de auto in het kentekenregister heeft plaatsgevonden op 25 april 2019.

2.6.

De Inspecteur heeft met dagtekening 1 augustus 2019 een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 6.525. Voor de berekening van het nageheven bedrag heeft de Inspecteur aansluiting gezocht bij de aangifte BPM van belanghebbende, behoudens de historische bruto BPM en de toegepaste waardecorrectie wegens schadeverleden van de auto. Voor die correctie heeft de Inspecteur geen aanleiding gezien. De berekening luidt als volgt:

Historische nieuwprijs taxatierapport

€ 99.721

Handelsinkoopwaarde taxatierapport (koerslijst -/- schade)

€ 15.501

Soort koerslijst

XRAY marge

Historische bruto BPM

€ 43.348

Afschrijving (84,46%)

-/- € 36.612

Verschuldigde BPM

€ 6.736

Door belanghebbende is betaald op aangifte

-/- € 211

Naheffingsaanslag

€ 6.525

2.7.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.

2.8.

Belanghebbende is in beroep gekomen bij de Rechtbank. Volgens de Rechtbank mag voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat (alsnog) worden aangesloten bij de koerslijst Eurotax (zie 2.4), waarop een vermindering van 5% en vervolgens 10% in aanmerking mag worden genomen wegens ‘bijstelling markt- en dealersituatie’ (€ 16.929 -/- 5% -/- 10% = € 14.474). De Rechtbank heeft geen waardevermindering wegens (actuele) schade toegestaan, maar wel een waardecorrectie wegens schadeverleden van € 2.000. De naheffingsaanslag is vervolgens verminderd overeenkomstig de volgende berekening:

Historische nieuwprijs taxatierapport

€ 99.721

Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat

€ 14.474

Waardecorrectie wegens schadeverleden

€ 2.000

Handelsinkoopwaarde in beschadigde staat

12.474

Historische bruto BPM

€ 43.348

Afschrijving (87,5%)

-/- € 37.929

Verschuldigde BPM

€ 5.419

Door belanghebbende is betaald op aangifte

-/- € 211

Naheffingsaanslag

€ 5.208

3 Geschil

3.1.

In geschil is de naheffingsaanslag na vermindering door de Rechtbank.

3.2.

Belanghebbende bepleit de vernietiging dan wel een (verdere) vermindering van de naheffingsaanslag.

3.3.

De Inspecteur bepleit de vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en daarmee de handhaving van zijn uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag.

4. Beoordeling van het geschil

CO2-uitstoot

4.1.

Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof zijn grieven met betrekking tot de CO2-uitstoot van de auto (282 gram per kilometer) ingetrokken. Het Hof zal daarom van die CO2-uitstoot van de auto uitgaan.

Waardevermindering als gevolg van actuele schade

4.2.

Niet in geschil is dat de Rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de waardevermindering als gevolg van actuele schade (€ 1.671), die bij het opleggen van de naheffingsaanslag reeds in aanmerking was genomen en in beroep ook niet in geschil was.

Waardecorrectie wegens schadeverleden

4.3.

De Inspecteur betoogt dat de Rechtbank ten onrechte een waardecorrectie wegens schadeverleden van de auto (€ 2.000) in aanmerking heeft genomen. Belanghebbende bepleit juist een hogere waardecorrectie wegens schadeverleden van de auto.

4.4.

Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een auto met een schadeverleden. De vraag die partijen verdeeld houdt is of dit aan de auto klevende schadeverleden evenwel zodanig ernstig is dat dit gegeven op zichzelf – ook na volledig herstel van de schade – een waardedrukkend effect heeft op de handelsinkoopwaarde van de auto, en zo ja welk.

4.5.

Het schadeverleden van een voertuig kan, afhankelijk van de omstandigheden zoals de aard en omvang van de schade, het prijssegment van het voertuig, de leeftijd en de kilometerstand, een waardedrukkend effect op de handelsinkoopwaarde van een voertuig hebben. Bij de aard van de schade kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de oorzaak van de schade (ongeval, diefstal, brand of vernieling) en de plaats waar de schade aan het voertuig zich bevindt (frontaal, zijkant, achter) en of daarbij meer of minder essentiële onderdelen zijn beschadigd. Een dergelijk schadeverleden zal bij een latere verkoop moeten worden gemeld aan een potentiële koper. Bij de inkoop van een voertuig zal hiermee dan rekening kunnen worden gehouden (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 13 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7912, r.o. 4.6).

4.6.

Het enkele gegeven dat een auto een schadeverleden heeft, rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat sprake is van een waardedrukkend effect (vgl. HR 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640, r.o. 3.4). Op de belanghebbende rust daarom de bewijslast om feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat het schadeverleden van de auto zodanig is dat dit een omstandigheid is waarmee een potentiële koper rekening zal houden bij de inkoop van de auto (vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 13 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7912, r.o. 4.7). Belanghebbende is daarin naar het oordeel van het Hof niet geslaagd met de verwijzing naar de gegevens op de veilingsite waar de auto destijds te koop is aangeboden (zie 2.2). Die gegevens zijn te weinig specifiek om aard en omvang van de schade te kunnen vaststellen. De vermelding dat de auto een ‘salvage title’ van de staat Florida (Verenigde Staten) had en de omstandigheid dat de schatting van de verkoopprijs lager is dan de schatting van de herstelkosten, acht het Hof hiervoor onvoldoende aangezien zij niet zijn onderbouwd. Het Hof ziet daarom geen aanleiding voor het toepassen van een waardecorrectie wegens schadeverleden.

Koerslijstwaarde Eurotax -/- 15%

4.7.

Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat (alsnog) kan worden gekozen voor de koerslijstwaarde Eurotax en dat daarop een correctie van in totaal 15% in aanmerking mag worden genomen wegens ‘bijstelling markt- en dealersituatie’ (vgl. HR 15 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1783, r.o. 2.4.3). Niet in geschil is dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat in dat geval € 14.474 (€ 16.929 -/- 5% -/- 10%) bedraagt.

4.8.

Het Hof verwerpt het betoog van de Inspecteur, dat niet aannemelijk is dat de koerslijst Eurotax is gebaseerd op auto’s die - evenals de auto van belanghebbende - bestemd zijn voor de Amerikaanse markt en dat die koerslijst daarom niet kan dienen voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat. In een geval als hier aan de orde mag aangesloten worden bij een koerslijstwaarde van een vergelijkbaar voertuig dat wel voorkomt in een koerslijst. Het moet dan gaan om een motorvoertuig waarvan de eigenschappen en de kenmerken (zoals merk en model, type aandrijving, uitrusting, leeftijd en kilometrage, en de staat van onderhoud) het dichtst aanleunen bij die van het motorvoertuig waarvan de afschrijving moet worden bepaald (zie HR 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640, r.o. 4.2.3 en 4.3.2). De koerslijst Eurotax voldoet hieraan.

Historische nieuwprijs

4.9.

Om het juiste afschrijvingspercentage te kunnen vaststellen, moet zowel de catalogusprijs als de handelsinkoopwaarde betrekking hebben op dezelfde referentieauto (zie HR 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640, r.o. 3.3.4).

4.10.

De keuze van belanghebbende voor de bepaling van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op de ‘koerslijstwaarde Eurotax -/- 15%’ heeft tot gevolg dat ook voor de catalogusprijs (historische nieuwprijs) bij die koerslijst moet worden aangesloten. Uit die koerslijst volgt een historische nieuwprijs van € 81.210.

4.11.

Het Hof verwerpt het betoog van belanghebbende dat de Inspecteur zich bij het opleggen van de naheffingsaanslag voor de berekening van het afschrijvingspercentage heeft gebonden aan een (hogere) historische nieuwprijs van € 99.721 (vertrouwensbeginsel). Bij het opleggen van de naheffingsaanslag heeft de Inspecteur belanghebbende gevolgd in de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat volgens de bij de aangifte BPM overgelegde koerslijst XRAY. Voor de bepaling van het afschrijvingspercentage heeft de Inspecteur - in overeenstemming met hetgeen hiervoor is overwogen - aansluiting gezocht bij de historische nieuwprijs van € 99.721 volgens diezelfde koerslijst. Niet is gebleken dat de Inspecteur zich aan die historische nieuwprijs heeft gecommitteerd, in de zin dat daarvan ook moet worden uitgegaan wanneer (alsnog) wordt gekozen voor een andere koerslijst waaruit een lagere handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat volgt, zoals in dit geval de keuze voor de koerslijst Eurotax. Belanghebbende heeft dat ook redelijkerwijs niet zo kunnen opvatten.

Historische bruto BPM

4.12.

De heffing van BPM is erop gebaseerd dat naarmate een personenauto meer CO2 uitstoot, meer BPM wordt verschuldigd. De CO2-uitstoot is dus bepalend voor de hoogte van de verschuldigde BPM. Dit betekent dat voor elke te registreren personenauto, nieuw of gebruikt, moet worden bepaald in welke mate deze CO2 uitstoot. De CO2-uitstoot is een objectief vast te stellen, onderscheidend criterium (vgl. HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:561, r.o. 3.4.1).

4.13.

Het vorenstaande brengt mee dat wanneer de CO2-uitstoot van de te registreren personenauto vaststaat – zoals in dit geval een CO2-uitstoot van 282 gram per kilometer – voor de heffing van BPM de CO2-uitstoot een gegeven kenmerk is en niet – zoals belanghebbende betoogt – als variabele kan worden aangevoerd waardoor de lagere CO2-uitstoot van de vergelijkbare auto (248 gram per kilometer) tot uitgangspunt kan worden genomen. De door de Inspecteur gehanteerde historische BPM van € 43.348 – gebaseerd op een netto catalogusprijs van € 46.203 en een CO2-uitstoot van 282 gram per kilometer – is mitsdien juist. Het andersluidende betoog van belanghebbende moet worden verworpen.

Berekening verschuldigde BPM

4.14.

Al het voorgaande brengt mee dat ter zake van de registratie van de auto het volgende bedrag aan BPM is verschuldigd:

Historische nieuwprijs taxatierapport

€ 81.210

Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat

€ 14.474

Waardevermindering als gevolg van schade

€ 1.671

Handelsinkoopwaarde in beschadigde staat

€ 12.803

Historische bruto BPM

€ 43.348

Afschrijving (84,23%)

-/- € 36.514

Verschuldigde BPM

€ 6.834

Door belanghebbende is € 211 aan BPM op aangifte voldaan, zodat € 6.623 kon worden nageheven. Dat is meer dan het bedrag van € 6.525 dat is nageheven, zodat de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag stand houden.

Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van de Inspecteur gegrond en dat van belanghebbende ongegrond.

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing