Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-08-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7068, 21/00965 t/m 21/00968
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-08-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7068, 21/00965 t/m 21/00968
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2023
- Datum publicatie
- 1 september 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:254
- Zaaknummer
- 21/00965 t/m 21/00968
- Relevante informatie
- Art. 9.6 Wet IB 2001, Art. 45aa Uitv reg IB 2001, Art. 6:7 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 22j AWR, Art. 60 AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Ontvankelijkheid bezwaar. Verzoek ambtshalve vermindering. Vijfjaarstermijn.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummers BK-ARN 21/00965 tot en met 21/00968
uitspraakdatum: 22 augustus 2023
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 15 juli 2021, nummers AWB 20/6677 t/m AWB 20/6680 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2011 tot en met 2014 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.
De daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
De met betrekking tot de in onderdeel 1.1 genoemde aanslagen ingediende verzoeken om ambtshalve vermindering zijn door de Inspecteur afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de in de onderdelen 1.2 en 1.3 genoemde beslissingen beroepen ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2023 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen: [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2011 tot en met 2014 aanslagen IB/PVV opgelegd. De dagtekeningen van de aanslagen zijn respectievelijk: 15 november 2013 (aanslag 2011); 27 maart 2015 (aanslag 2012); 3 februari 2016 (aanslag 2013) en 10 mei 2016 (aanslag 2014).
Belanghebbende heeft op 28 augustus 2020 bezwaarschriften tegen de aanslagen IB/PVV 2011 tot en met 2014 ingediend.
Bij uitspraken op bezwaar van 2 december 2020 heeft de Inspecteur de bezwaarschriften van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken.
De Inspecteur heeft de bezwaarschriften van belanghebbende voorts aangemerkt als verzoeken tot ambtshalve vermindering als bedoeld in artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). De Inspecteur heeft die verzoeken afgewezen omdat de verzoeken te laat zijn ingediend.
Tegen de in de onderdelen 2.3 en 2.4 genoemde beslissingen heeft belanghebbende beroepen aangetekend bij de Rechtbank, echter tevergeefs. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
3 Het geschil
In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur terecht de bezwaarschriften niet-ontvankelijk heeft verklaard en of hij de verzoeken om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.