Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-09-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7707, 22/00713

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-09-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7707, 22/00713

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 september 2023
Datum publicatie
22 september 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:7707
Zaaknummer
22/00713
Relevante informatie
Art. 8:41 Awb, Art. 8:54 Awb

Inhoudsindicatie

Uitspraak op verzet. Griffierecht niet betaald. Hoger beroep niet-ontvankelijk. Verzet ongegrond.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/00713

uitspraakdatum: 12 september 2023

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het verzet van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 17 januari 2023 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 maart 2022, nummer AWB 20/1393, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft op 7 februari 2020 uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2016.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 7 maart 2022 ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft het hoger beroep bij uitspraak van 17 januari 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald. De uitspraak is op 18 januari 2023 aangetekend aan belanghebbende verzonden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof verzet aangetekend. Het verzetschrift is gedagtekend 22 februari 2023 en ter griffie van het Hof ontvangen op 21 februari 2023.

1.5.

Het verzet is ter zitting van het Hof behandeld op 29 augustus 2023 te Arnhem. Belanghebbende is bij aangetekend verzonden brief van 27 juni 2023 aan het adres [adres] , [woonplaats] uitgenodigd voor de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023 om 10.00 uur te Arnhem. Deze brief is blijkens informatie van PostNL op 28 juni 2023 om 9.56 uur bij belanghebbende bezorgd. Voor de ontvangst is getekend. Aan de Inspecteur is ter kennisneming een afschrift van voormelde uitnodigingsbrief gestuurd. Ter zitting is, zonder kennisgeving, namens belanghebbende niemand verschenen.

2 Gronden van het verzet

2.1.

Belanghebbende heeft in het verzetschrift het volgende aangevoerd.

2.2.

Belanghebbende erkent dat er geen griffierecht is betaald, omdat er in deze zaak die ook zou lopen bij de ‘normale’ rechtspraak in Arnhem al griffierecht is betaald. Omdat zij nog steeds wacht op het vervolg daarop, heeft belanghebbende bij het Hof geen griffierecht betaald. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het verzet.

3 Beoordeling van het verzet

3.1.

Het griffierecht dient ingevolge het bepaalde in artikel 8:108, eerste lid, in verbinding met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort. Niet-betaling of niet-tijdige betaling van het verschuldigde griffierecht leidt overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:41, zesde lid, van de Awb tot nietontvankelijkverklaring van het hoger beroep, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het hoger beroep in verzuim is geweest.

3.2.

De griffier heeft belanghebbende bij brief van 16 augustus 2022 – verzonden per normale postbestelling – gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en bij aangetekende brief van 14 september 2022 herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht. In die brieven is aan belanghebbende meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de in die brieven vermelde rekening. De griffier heeft belanghebbende er daarbij op gewezen dat bij niet tijdige betaling het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Voor ontvangst van de betalingsherinnering is op 16 september 2022 getekend.

3.3.

Volgens de administratie van de griffie heeft belanghebbende het voor de behandeling van de onderhavige zaak in rekening gebrachte griffierecht van € 136 niet betaald. Belanghebbende heeft haar stelling dat zij wel - zij het bij een ander rechtscollege - heeft betaald niet door overlegging van een bankafschrift of anderszins aannemelijk gemaakt. Voorts heeft belanghebbende geen omstandigheden gesteld op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest. Ook overigens is daarvan niet gebleken.

3.4.

Voormeld oordeel brengt mee dat belanghebbende terecht wegens het niet voldoen van het griffierecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep.

3.5.

Op grond van het vorenstaande is het verzet ongegrond.

4 Proceskosten

5 Beslissing