Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-10-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8618, 21/1590

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-10-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8618, 21/1590

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 oktober 2023
Datum publicatie
20 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:8618
Formele relaties
Zaaknummer
21/1590
Relevante informatie
Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 267 VWEU

Inhoudsindicatie

BPM. Diverse formeelrechtelijke grieven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 21/1590

uitspraakdatum: 10 oktober 2023

Uitspraak van de eerste meervoudige kamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 23 september 2021, nummer LEE 20/1221, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Van belanghebbende is belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) geheven.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft op dat bezwaar beslist.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld. De Rechtbank heeft op dit beroep beslist.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft door middel van beeldbellen plaatsgevonden op 25 juli 2023. Namens belanghebbende zijn verschenen [naam1] en [naam2] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam3] en [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Wegens de registratie in het kentekenregister van de RDW van een Audi A6 Avant 3.0 TDI Quattro, chassisnummer [nummer1] , heeft belanghebbende bpm op aangifte voldaan.

2.2.

De auto is afkomstig uit Duitsland en aldaar voor het eerst op de weg toegelaten. De auto is met schade overgebracht naar Nederland. Na reparatie van de schade heeft belanghebbende de registratie van de auto in het kentekenregister bij de RDW aangevraagd. Voor de auto is daarop het kenteken [kenteken] afgegeven.

2.3.

Na een onderzoek naar de waardebepaling heeft de Inspecteur de bestreden naheffingsaanslag opgelegd.

3 Geschil

3.1.

Ter zitting is namens belanghebbende bevestigd dat in hoger beroep (uitsluitend) het volgende nog in geschil is:

- De nationale rechters – waaronder dit Hof en de Hoge Raad – mogen het Unierecht niet uitleggen. Uitsluitend het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg (hierna: Hof van Justitie) is daartoe bevoegd.

- Het (vooraf) heffen van griffierecht is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming.

- Indien de Inspecteur het betaalde griffierecht dient te vergoeden, moet rente worden vergoed over de periode vanaf het moment waarop het griffierecht is betaald.

- De Inspecteur heeft het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel geschonden doordat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld fysiek te worden gehoord na de aankondiging van de naheffingsaanslag.

- Het Unierecht verzet zich ertegen dat dezelfde rechters die de beslissing over een belastinggeschil nemen ook oordelen over de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

- De overschrijding van de redelijke termijn dient tot een hogere immateriële schadevergoeding te leiden.

- De regeling van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), waarbij de proceskostenvergoeding in beginsel een forfaitair karakter heeft, is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming.

3.2.

In hoger beroep is niet (meer) in geschil dat de verschuldigdheid van bpm in de onderhavige zaak onder de werking van het Unierecht valt. Evenmin is de door de Rechtbank vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn met ruim negen maanden in geschil. Verder is niet in geschil dat de Rechtbank bij de forfaitaire vaststelling van de proceskostenvergoeding ten onrechte het tarief van € 534 heeft toegepast.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing