Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-11-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9662, 22/965

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-11-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9662, 22/965

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 november 2023
Datum publicatie
24 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:9662
Zaaknummer
22/965
Relevante informatie
Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 22/965

uitspraakdatum: 14 november 2023

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/ Centrale administratieve processen

(hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 mei 2022, nummer LEE 21/1619, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is op 5 juni 2020 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 2.059.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 mei 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 1.449, de Inspecteur opgedragen het griffierecht te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende en de Inspecteur hebben ieder een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. S.M. Bothof, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Op 10 januari 2020 heeft belanghebbende een melding BPM gedaan ter zake van de registratie van een Mercedes-Benz GLE 350 d 4MATIC met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) naar een bedrag van € 13.536, waarvan een bedrag aan BPM van € 13.534 is voldaan. De datum van eerste toelating van de auto – in Denemarken – is 29 augustus 2018. De auto heeft blijkens de voertuiggegevens een CO2-uitstoot van 192 gram per kilometer. De auto is op 6 januari 2020 bij de RDW gekeurd.

2.2.

De verschuldigde BPM heeft belanghebbende aan de hand van een taxatierapport van Waardetaxaties.nl, met dagtekening 9 januari 2020, berekend op € 13.536. De tellerstand volgens het rapport bedraagt ten tijde van de expertise 39.026 kilometer. In het taxatierapport is een handelsinkoopwaarde vermeld van € 44.244, gebaseerd op een waarde in onbeschadigde staat van € 50.618 (XRAY-koerslijst) en een op basis van een schadecalculatie bepaalde schade van € 6.374, en een consumentenprijs (= historische nieuwprijs) van € 122.913.

2.3.

De Inspecteur heeft op 15 januari 2020 een ‘onderzoek waardebepaling’ door een taxateur van Domeinen Roerende Zaken (hierna: de DRZ) laten doen. Van dit onderzoek is op 15 januari 2020 een rapport opgemaakt, dat op 21 januari 2020 is verzonden. In het rapport is een historische nieuwprijs van € 120.522 vermeld en een (laagste) handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 51.279, gebaseerd op de koerslijstwaarde X-RAY (Marge), waarop een waardevermindering wegens schade (aan de voorruit en twee velgen) van € 1.303 is toegepast (= plusminus 83% van de bruto schadecalculatie van € 1.571), zodat de handelsinkoopwaarde € 49.976 bedraagt.

2.4.

De tenaamstelling van de auto in het kentekenregister heeft plaatsgevonden op 18 januari 2020.

2.5.

De Inspecteur heeft met dagtekening 5 juni 2020 een naheffingsaanslag in de BPM van € 2.059 aan belanghebbende opgelegd. Daarbij is de Inspecteur uitgegaan van een vergelijkbare auto met een CO2-uitstoot van 183 gram per kilometer, een consumentenprijs van € 120.522, een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 51.279 en een waardevermindering wegens schade van € 1.303. De naheffingsaanslag is als volgt berekend:

Netto catalogusprijs

€ 72.580

Plus: omzetbelasting

€ 15.245

= Catalogusprijs

€ 87.825

Plus: historische BPM op basis van koerslijst, uitgaande van een CO2-uitstoot van 183 gram/km

€ 32.697

= Consumentenprijs (= historische nieuwprijs)

€ 120.522

Handelsinkoopwaarde (onbeschadigd) (koerslijst X-RAY (Marge))

€ 51.279

Minus: Schade (plusminus 83% van € 1.571)

€ 1.303

= Handelsinkoopwaarde (beschadigd)

€ 49.976

Afschrijving

58,533712%

Historische BPM, uitgaande van een CO2-uitstoot van 192 gram/km

€ 37.605

Afschrijving (58,533712%)

€ 22.012

Verschuldigde BPM

€ 15.593

Door belanghebbende is betaald op aangifte

€ 13.534

Naheffingsaanslag

€ 2.059

2.6.

De Rechtbank heeft overwogen dat de Inspecteur ten onrechte is uitgegaan van een consumentenprijs van € 120.522. Volgens de Rechtbank moet bij het bepalen van de consumentenprijs worden uitgegaan van de bruto BPM die hoort bij een auto met een CO2-uitstoot van 192 gram per kilometer. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag aldus verminderd tot € 1.449.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur de naheffingsaanslag in de BPM terecht en tot de juiste hoogte heeft vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of de naheffingsaanslag vernietigd dient te worden omdat de hertaxatie van DRZ niet aan de eisen van onafhankelijkheid en deskundigheid voldoet. Voorts is in geschil of de Inspecteur een onjuiste consumentenprijs voor de auto heeft gehanteerd en of hij de meer dan normale gebruiksschade tot een te laag bedrag in aanmerking heeft genomen. Ten slotte is in geschil of de Rechtbank bij de veroordeling in de proceskosten voor de beroepsfase de juiste waarde per punt van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft toegepast.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de vragen of de Inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot de juiste hoogte heeft vastgesteld en of de Rechtbank de proceskosten juist heeft vastgesteld, ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de bestreden naheffingsaanslag.

3.3.

De Inspecteur beantwoordt de vraag of de naheffingsaanslag terecht en tot de juiste hoogte is vastgesteld, bevestigend en wat betreft de vraag of de Rechtbank bij de veroordeling in de proceskosten de juiste bedragen heeft vastgesteld, stelt de Inspecteur zich in navolging van het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, op het standpunt dat de Rechtbank de proceskosten voor de beroepsfase op een te laag bedrag heeft vastgesteld, waarbij hij van mening is dat om die reden het hoger beroep gegrond is en dat in de vaststelling van de proceskosten het gewicht als ‘zeer licht’ moet worden gewaardeerd. Het incidentele hoger beroep van de Inspecteur ziet op het – onder 2.6 genoemde – oordeel van de Rechtbank inzake de hoogte van de consumentenprijs.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing