Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1409, 200.326.036
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1409, 200.326.036
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 februari 2024
- Datum publicatie
- 6 maart 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2024:1409
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2025:436
- Zaaknummer
- 200.326.036
Inhoudsindicatie
Gezamenlijke woning voor huwelijk. Privé investeringen voor het huwelijk. Geen halvering meerinbreng voor het verschil in betaling koopsom en kosten van de verbouwing.
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.326.036
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 519989)
beschikking van 27 februari 2024
inzake
[verzoekster] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die een verzoek in hoger beroep doet,
en ook bij de rechtbank optrad als verzoekster,
hierna: de vrouw,
advocaat: voorheen mr. A.G. Hendriks, nu mr. M.L. Spekschoor,
en
[verweerder] ,
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank nevenvoorzieningen heeft verzocht,
hierna: de man,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 10 januari en 12 oktober 2022 en 26 januari 2023 (laatstgenoemde beschikking ook: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 april 2023;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Hendriks van 3 november 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Weegberg van 8 november 2023.
De mondelinge behandeling heeft op 23 november 2023 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De man is ook bijgestaan door [de tolk] , tolk in de Engelse taal.
3 De feiten
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en de man de Deense.
Partijen hebben op 9 juni 2017 ieder voor de helft de eigendom verkregen van de woning aan de [adres1] in [woonplaats1] (hierna: de woning).
Partijen zijn [in] 2018 in [woonplaats1] gehuwd. Niet is gebleken dat zij voorafgaand of tijdens het huwelijk huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. Partijen zijn daarom gehuwd in de wettelijke, beperkte gemeenschap van goederen. Ook is niet gebleken dat zij gedurende hun samenwoning een samenlevingscontract hebben opgesteld.
Op 1 december 2017 hebben partijen een stuk grond gekocht dat naast het perceel van hun woning ligt. Zij hebben dit stuk grond inmiddels bij de tuin van de woning getrokken zodat het daar nu een geheel mee vormt.
De vrouw heeft op 2 april 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend.
De rechtbank heeft bij (tussen)beschikking van 12 oktober 2022 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en verder – voor zover het over de vermogensrechtelijke afwikkeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap gaat – de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap als volgt vastgesteld:
- de woning wordt verkocht en met de verkoopopbrengst worden de op de woning rustende hypothecaire geldlening bij [naam1] NV en de verkoopkosten voldaan, waarna ieder van partijen voor de helft gerechtigd is tot de resterende overwaarde, rekening houdend met de aan hen toekomende vergoedingsrechten;
- de toename van de banksaldi van de bankrekeningen van partijen in de periode van 26 november 2018 tot 2 april 2021 wordt bij helft tussen hen verdeeld;
- de inboedelgoederen in de woning en de sieraden worden in onderling overleg tussen partijen verdeeld, zonder dat hierdoor enig vergoedingsrecht zal ontstaan;
- deelt de Seat Ibiza met kenteken [kenteken] toe aan de man, zonder dat hierdoor enig vergoedingsrecht zal ontstaan.
Ook is bepaald dat
- partijen, in de periode van hun fiscaal partnerschap, de belastingteruggaven bij
helfte moeten verdelen en ieder voor de helft draagplichtig zijn voor belastingschulden in die periode;
- partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de
eigenaarslasten van de woning;
- -
-
de man een vergoedingsrecht toekomt jegens de gemeenschap van € 6.700;
- -
-
de man een vergoedingsrecht toekomt jegens de vrouw van € 3.291, voor zover de
gelden van de aannemer niet al betrokken zijn bij de verdeling van de banksaldi van partijen;
Vervolgens is de beslissing ten aanzien van het door de man gestelde vergoedingsrecht samenhangend met zijn voorhuwelijkse investeringen in de woning aangehouden en zijn partijen op dit punt in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten en hun standpunten hierover nader toe te lichten, met – zoals de rechtbank onder rov. 3.37. heeft overwogen – de aanbeveling dat partijen een onderscheid maken tussen de voorhuwelijkse investeringen ten behoeve van de koop van de woning en overige uitgaven voor die woning.
Tot slot heeft de rechtbank verklaard dat van deze tussenbeschikking – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep kan worden ingesteld en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het huwelijk van partijen is [in] 2023 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 12 oktober 2022.
Bij (eind)beschikking van 26 januari 2023 heeft de rechtbank, onder uitvoerbaar bij voorraadverklaring, bepaald dat de man een vergoedingsrecht toekomt tegenover de vrouw van € 191.826,70. Verder is de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar aanvullende verzoeken voor wat betreft de draagplicht bij helfte voor de kosten van herstel van de verwarming en de lekkage van de woning (verzoek onder II), de draagplicht van de man voor de kosten van het inschakelen van een expert en het beantwoorden aan de voorwaarden van de verzekering om de schadeherstel te komen (verzoek onder III) en de draagplicht bij helfte voor de energiekosten (verzoek onder IV). Tot slot is het aanvullende verzoek van de vrouw (onder I) om primair de woning aan haar toe te wijzen, subsidiair vergoedingen van haar investeringen in de woning aan haar toe te kennen, waarna de resterende opbrengst bij helfte moet worden verdeeld, meer subsidiair bepalen dat de voorhuwelijkse investeringen van partijen in de woning niet in de beperkte gemeenschap zijn gevallen en dat vanuit de opbrengst van de woning aan beiden een vergoeding toekomt, waarna de resterende opbrengst bij helfte moet worden verdeeld, afgewezen.