Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1504, 22/1664, 22/1666, 22/1667 en 22/1708, 22/1710 en 22/1711
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1504, 22/1664, 22/1666, 22/1667 en 22/1708, 22/1710 en 22/1711
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 februari 2024
- Datum publicatie
- 8 maart 2024
- Zaaknummer
- 22/1664, 22/1666, 22/1667 en 22/1708, 22/1710 en 22/1711
- Relevante informatie
- Art. 22 Wet WOZ, Art. 8:75 Awb, Art. 8:91 Awb, Art. 8:94 Awb
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Vergoedingen van proceskosten, immateriële schade en griffierecht.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/1664, 22/1666, 22/1667 en 22/1708, 22/1710 en 22/1711
uitspraakdatum: 27 februari 2024
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
de heffingsambtenaar van de gemeente Wijdemeren (hierna: de heffingsambtenaar)
en
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 mei 2022, nummers UTR 21/270, UTR 21/271, UTR 21/404 en UTR 21/405, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij op één aanslagbiljet verenigde beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de navolgende onroerende zaken, per waardepeildatum 1 januari 2019, voor het jaar 2020 als volgt vastgesteld:
Object |
Vastgestelde waarde |
Hierna te noemen: |
[adres1] 251 B |
€ 115.000 |
OLD 251 B |
[adres1] 251 M |
€ 101.000 |
[naam4] |
[adres1] 251 U |
€ 136.000 |
OLD 251 U |
[adres2] 242 B |
€ 1.513.000 |
NLD 242 B |
Tegelijk met deze beschikkingen zijn aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade (€ 500), proceskosten (€ 541) en griffierecht (€ 49).
De heffingsambtenaar en belanghebbende hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld en over en weer een verweerschrift ingediend.
Zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] en taxateur [naam3] (via beeldverbinding).
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is een nader stuk van belanghebbende bij het Hof binnengekomen. Het Hof heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen de WOZ-waarden van de onroerende zaken vastgesteld en aanslagen OZB aan belanghebbende opgelegd voor het jaar 2020.
Belanghebbende heeft tegen die beschikkingen en aanslagen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren ongegrond verklaard en de beschikkingen en aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Ter zitting van de Rechtbank heeft belanghebbende het beroep inzake [naam4] ingetrokken. De Rechtbank heeft het beroep inzake de andere onroerende zaken ongegrond verklaard.
Vanwege overschrijding van de redelijke termijn met minder dan zes maanden heeft de Rechtbank aan belanghebbende een immateriëleschadevergoeding van € 500 toegekend, alsmede een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase van € 541 (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 541). Daarnaast heeft de Rechtbank de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht (€ 49) aan belanghebbende te vergoeden.
3 Geschil
Het hoger beroep van de heffingsambtenaar ziet op de door de Rechtbank toegekende vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, van de proceskosten van belanghebbende en van het griffierecht.
Het hoger beroep van belanghebbende ziet op de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding, in het bijzonder de door de Rechtbank toegepaste waarde per punt (€ 541 in plaats van € 759).
De grieven over de waardevaststelling van de onroerende zaken OLD 251 B, OLD 251 U en NLD 242 B heeft belanghebbende ter zitting van het Hof uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.