Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1517, 22/932
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1517, 22/932
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 februari 2024
- Datum publicatie
- 8 maart 2024
- Zaaknummer
- 22/932
- Relevante informatie
- Art. 2.17 Wet IB 2001, Art. 3.119a Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001, Art. 3:4 Awb, Art. 16 AWR, Art. 1 EP EVRM
Inhoudsindicatie
Navorderingsbevoegdheid.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/932
uitspraakdatum: 27 februari 2024
Uitspraak van de tweede meervoudige kamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 29 maart 2022, nummer AWB 21/2284, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren, kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft op dat bezwaar beslist.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld. De Rechtbank heeft op dit beroep beslist.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De uitnodiging voor de zitting is op 26 juli 2023 aangetekend verzonden naar het bij het Hof bekende adres van belanghebbende: [adres1] , [woonplaats] . Blijkens het Track&Trace bericht van PostNL is de bezorging niet gelukt en is de uitnodiging retour gestuurd. Daarop is op 31 juli 2023 per gewone post een nieuwe uitnodiging voor de zitting verstuurd naar het opgegeven adres. Aldus is belanghebbende op de wettelijk voorgeschreven wijze uitgenodigd voor de zitting.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2023. Belanghebbende is zonder kennisgeving niet verschenen. Namens de Inspecteur zijn [naam1] en [naam2] verschenen. Tijdens het onderzoek ter zitting is het beroep van belanghebbende gezamenlijk en gelijktijdig behandeld met het beroep van zijn partner [de partner] met zaaknummer 22/931. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
De Rechtbank is bij haar beslissing uitgegaan van de volgende feiten (in de uitspraak van de Rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als “eiser” en de Inspecteur als “verweerder”):
“1. Eiser en zijn partner, [de partner] (de partner), waren tot 28 mei 2018 woonachtig aan de [adres2] te [plaats1] (de oude woning). Deze woning werd tot deze datum aangemerkt als eigen woning. Eiser en zijn partner hebben in 2018 een nieuwe woning gekocht. De woning aan de [adres1] te [woonplaats] (de nieuwe woning) wordt vanaf 28 mei 2018 aangemerkt als eigen woning.
2. Eiser heeft op 31 maart 2019 aangifte IB/PVV 2018 gedaan. Het hierin opgenomen verzamelinkomen bedroeg € 17.600 en bestond uitsluitend uit belastbaar inkomen uit werk en woning. Het saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning bedroeg - € 44.188 (namelijk een eigenwoningforfait van € 1.447 verminderd met renten van schulden en kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld van € 45.635).
3. Op respectievelijk 3 september 2020 en 30 september 2020 heeft verweerder naar aanleiding van de door de partner ingediende aangifte IB/PVV 2018 aan haar verzoeken om informatie verzonden.
4. Verweerder heeft op 1 oktober 2020 overeenkomstig de ingediende aangifte de definitieve aanslag, automatisch en zonder inhoudelijke beoordeling, aan eiser opgelegd.
5. In een reactie op de verzoeken om informatie, heeft verweerder op respectievelijk 19 oktober 2020 en 21 oktober 2002 nadere stukken van eiser en zijn partner ontvangen. De overgelegde stukken betreffen: de notariële nota van de nieuwe woning, de taxatienota van de nieuwe woning, de bouwtechnische nota van de nieuwe woning, de koopovereenkomst van de nieuwe woning, de notariële nota van de oude woning, de courtagenota van de oude woning, de koopovereenkomst van de oude woning en het echtscheidingsconvenant. Verweerder heeft op basis van deze stukken geconcludeerd dat eiser en zijn partner in de ingediende aangiften IB/PVV 2018 kosten in aftrek hebben gebracht die niet zijn gemaakt. Eiser en zijn partner hebben een aantal kosten namelijk meerdere malen in aftrek gebracht.
6. De op 21 oktober 2020 ontvangen informatie is door verweerder aangemerkt als een nieuw feit dat navordering bij eiser rechtvaardigt. In de navorderingsaanslag IB/PVV 2018 is het verzamelinkomen bepaald op € 29.753 en bestaat uitsluitend uit belastbaar inkomen uit werk en woning. Het saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning is bepaald op - € 19.882 (namelijk het eigenwoningforfait van € 1.447 verminderd met renten van schulden en kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld van € 21.329).
7. Verweerder heeft, na een inhoudelijke beoordeling, op 3 december 2020 de definitieve aanslag IB/PVV 2018 aan de partner opgelegd.”
Het Hof neemt de feitenvaststelling van de Rechtbank over en voegt daaraan toe dat belanghebbende en zijn partner de volgende kosten meerdere keren als kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld hebben afgetrokken:
Omschrijving |
Bedrag |
Aantal keren aangegeven |
Taxatiekosten hypotheek |
€ 450 |
3x |
Notariskosten hypotheek |
€ 1.090 |
3x |
Aanvraag Nationale Hypotheek Garantie |
€ 2.650 |
3x |
Bemiddelingskosten tussenpersoon |
€ 1.850 |
3x |
Andere kosten (bouwkundige keuring) |
€ 300 |
3x |
Notariskosten hypotheek |
€ 186 |
2x |
Andere kosten |
€ 5.448 |
2x |
Verder stelt het Hof vast dat de lening verstrekkende banken aan de Belastingdienst hebben doorgegeven dat belanghebbende en zijn partner gezamenlijk in 2018 een totaalbedrag van € 15.347 aan rente (incl. boeterente) hebben betaald inzake de aangegane geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Verstrekker |
Rekeningnummer |
Rente over 2018 |
[de bank1] |
[nummer1] -101 |
€ 1.815 |
[de bank1] |
[nummer1] -102 |
€ 1.833 |
[de bank1] |
[nummer1] -103 |
€ 544 |
[de bank2] |
[nummer2] -01 |
€ 8.705 |
[de bank2] |
[nummer2] -02 |
€ 2.450 |
Het gecorrigeerde saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning (zie 2.1 onder 6) is door de Inspecteur verdeeld over belanghebbende en zijn partner overeenkomstig de door hen bij hun aangiften in aanmerking genomen verdeling.
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil of de navorderingsaanslag IB/PVV 2018 terecht is opgelegd. Belanghebbende stelt dat de navorderingsaanslag moet worden vernietigd. De Inspecteur bepleit dat de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.
De hoogte van het vastgestelde verzamelinkomen en van de nagevorderde IB/PVV zijn niet in geschil. Dat geldt ook voor de berekende belastingrente.