Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-03-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1984, 22/143 t/m 22/215

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-03-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1984, 22/143 t/m 22/215

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 maart 2024
Datum publicatie
29 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:1984
Formele relaties
Zaaknummer
22/143 t/m 22/215
Relevante informatie
Art. 6:7 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 22j AWR

Inhoudsindicatie

Kansspelbelasting. Ontvankelijkheid bezwaar.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 22/143 t/m 22/215

uitspraakdatum: 19 maart 2024

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 7 december 2021, nummers AWB 20/3154, 20/3242, 20/3244, 20/3246, 20/3248 t/m 20/3264, 20/3268 t/m 20/3279, 20/3283, 20/3284, 20/3287 t/m 20/3290, 20/3292 t/m 20/3324 en 21/5443, ECLI:NL:RBGEL:2021:6694, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over de tijdvakken juli 2008 tot en met september 2018 aangiften kansspelbelasting (hierna: KSB) gedaan, en, met uitzondering van de tijdvakken februari en juni 2018, het op aangifte verschuldigde bedrag voldaan. Voor de tijdvakken februari en juni 2018 zijn aan belanghebbende, op basis van door haar ingediende aangiften, naheffingsaanslagen KSB opgelegd. Verder zijn aan belanghebbende diverse verzuimboetes opgelegd.

1.2.

Bij brief van 31 januari 2019 heeft belanghebbende een verzoek om teruggaaf KSB gedaan ter hoogte van € 4.636.050 (hierna: het teruggaafverzoek) en tevens bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte en de aan haar opgelegde naheffingsaanslagen KSB over de tijdvakken juli 2008 tot en met september 2018 (hierna: de bezwaarschriften).

1.3.

Bij brief van 24 oktober 2019 heeft de Inspecteur aangegeven dat de bezwaarschriften alle niet-ontvankelijk zijn in verband met termijnoverschrijding.

1.4.

Voor de tijdvakken van januari 2014 tot en met september 2018 heeft de Inspecteur bij beschikkingen van 28 april 2020 ambtshalve teruggaven verleend voor de op aangifte voldane KSB. Verder heeft de Inspecteur per diezelfde datum de naheffingsaanslagen en de verzuimboetes vernietigd.

1.5.

Belanghebbende is tegen in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep voor het tijdvak december 2018 niet-ontvankelijk verklaard en de overige beroepen ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] namens belanghebbende en mr. Y.E.J. Geradts, als de gemachtigde van belanghebbende. Namens de Inspecteur is verschenen [naam2] , bijgestaan door [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is op 22 augustus 2007 opgericht. In de tijdvakken juli 2008 tot en met december 2018 is haar enig aandeelhouder en statutair bestuurder [naam4] B.V.

2.2.

Aan [naam4] B.V. is door de Minister van Economische Zaken met ingang van 1 juni 2001 voor de duur van tien jaar een vergunning tot het exploiteren van speelautomaten verleend. Deze vergunning is per 1 juni 2011 door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verlengd voor de duur van tien jaar.

2.3.

Belanghebbende exploiteerde in de onderhavige tijdvakken, in samenwerking met [naam4] B.V., een speelhal op het adres [adres] in [plaats1] . De speelhal is ingericht met speelautomaten. Daarnaast exploiteren zij speelautomaten die zijn opgesteld bij horecaondernemingen van derden. De speelautomaten zijn eigendom van [naam4] B.V.

2.4.

Belanghebbende is met ingang van 1 juli 2008 opgenomen in de systemen van de Belastingdienst als belastingplichtige voor de KSB. De Inspecteur heeft belanghebbende vanaf die datum telkens een maandaangifte voor de KSB uitgereikt. Belanghebbende heeft tot en met het tijdvak september 2018 aangiftes KSB ingediend waarin zij de volgens haar verschuldigde KSB heeft opgenomen. Deze op aangifte verschuldigde KSB heeft zij vervolgens (in enkele gevallen na oplegging van een naheffingsaanslag en/of boete in verband met het niet-tijdig betalen) voldaan. De aangifte september 2018 is door de Inspecteur op 5 november 2018 ontvangen. Het op die aangifte te betalen bedrag is betaald op 31 oktober 2018. Nadien heeft belanghebbende geen op aangifte verschuldigd bedrag aangegeven of voldaan.

2.5.

In 2018 heeft de Inspecteur in het kader van een boekenonderzoek een informatiebeschikking opgelegd aan belanghebbende, waarbij de Inspecteur heeft vastgesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan haar administratieplicht. Belanghebbende heeft vervolgens tegen deze informatiebeschikking bezwaar gemaakt. In de voorlopige beslissing op dat bezwaar heeft de Inspecteur bij brief van 15 januari 2019 bericht dat hij voornemens was het bezwaar toe te wijzen, omdat hem is gebleken dat belanghebbende niet belastingplichtig was voor de KSB, maar dat [naam4] B.V. als belastingplichtige voor de KSB had moeten worden aangemerkt.

2.6.

Belanghebbende heeft bij brief van 31 januari 2019 verzocht om teruggaaf van de voldane KSB, om vergoeding van gederfde rente en ook bezwaar gemaakt tegen de voldane KSB voor de tijdvakken juli 2008 tot en met september 2018.

2.7.

Per brief van 24 oktober 2019 heeft de Inspecteur aan belanghebbende als volgt bericht:

“Betreft: Behandeling van ingediende bezwaarschriften KSB

Geachte heer [naam5] ,

Op 6 februari 2019 heb ik van u bezwaarschriften ontvangen waarin u namens [belanghebbende] B.V. bezwaar maakt tegen de op de aangiften betaalde kansspelbelasting of naheffingsaanslagen kansspelbelasting over de maandaangiftetijdvakken vanaf juli 2008 tot en met september 2018.

U bent echter niet ontvankelijk in uw bezwaren. U heeft de bezwaren te laat ingediend. U had dit moeten doen binnen zes weken na de uiterste betaaldatum of binnen zes weken na de dagtekening van de naheffingsaanslag.

Tijdvakken juli 2008 tot en met december 2013

De bezwaarschriften die zien op de voldoening of afdracht kansspelbelasting van maandaangiftetijdvakken juli 2008 tot en met december 2013 zal ik niet in behandeling nemen. Dit is conform paragraaf 23 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht waarin staat dat de termijn waarbinnen belanghebbende aanspraak kan maken op een vermindering of teruggave vervalt door verloop van vijf jaar na het einde van het belastingjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of waarop de teruggave betrekking heeft.

Tijdvakken januari 2014 tot en met september 2018

De bezwaarschriften die zien op de voldoening of afdracht kansspelbelasting van maandaangiftetijdvakken januari 2014 tot en met september 2018 zal ik wel in behandeling nemen. Ik merk hierover het volgende op. Gebleken is dat [belanghebbende] B.V. niet belastingplichtig is voor de kansspelbelasting aangezien de vergunning voor de exploitatie van de speelautomaten is toegekend aan [naam4] B.V. Ik ben daarom voornemens uw bezwaren over deze periode toe te wijzen met het voorbehoud dat de verschuldigde kansspelbelasting, over de periode januari 2014 tot en met september 2018, wordt geheven bij [naam4] B.V. (…)”

2.8.

Met dagtekening 28 april 2020 heeft de Inspecteur voor de tijdvakken januari 2014 tot en met september 2018 beschikkingen ‘teruggaaf KSB’ verleend conform de brief van 24 oktober 2019. In 58 beschikkingen is gewezen op de niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. In 13 beschikkingen is daar niet op gewezen. Bij geen van de ambtshalve verminderingen heeft vergoeding van rente plaatsgevonden.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de voldane KSB voor de tijdvakken juli 2008 tot en met december 2013 en recht heeft op vergoeding van rente over de ten onrechte betaalde KSB voor de tijdvakken juli 2008 tot en met september 2018. De gemachtigde van belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting van het Hof verklaard dat het hoger beroep niet (meer) ziet op de tijdvakken oktober tot en met december 2018.

3.2.

Voorts is in geschil of belanghebbende een schadevergoeding toekomt ter hoogte van de gemiste rente voor de tijd tussen het moment dat belanghebbende de ten onrechte de KSB had voldaan en de vaststelling van de verminderingsbeschikkingen.

3.3.

Belanghebbende verzoekt tot slot om vergoeding van immateriële schade in verband met een overschrijding van de redelijke termijn.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing