Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-03-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2163, 21/1018
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-03-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2163, 21/1018
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 maart 2024
- Datum publicatie
- 5 april 2024
- Zaaknummer
- 21/1018
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 8:42 Awb
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling woning.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/1018
uitspraakdatum: 26 maart 2024
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 8 juli 2021, nummer AWB 20/1949, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Lingewaard (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 16 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2018, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 756.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend. De heffingsambtenaar heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. M.M. Vrolijk, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] , namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam3] , financieel adviseur, en [naam4] , taxateur. Ter zitting is de zaak met toestemming van partijen gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van belanghebbende met zaaknummers BK-ARN 22/2155 en 22/2156. Van de zitting is een proces-verbaal gemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning met de volgende objectkenmerken:
Type woning |
vrijstaande villa |
Bouwjaar |
2003 |
Inhoud |
860 m3 |
Kavel |
894 m2 |
Overig |
4 dakkapellen souterrain (275 m3) overkapping (13 m2) garage (480 m3) |
Belanghebbende heeft bij brief van 12 juli 2019 bezwaar gemaakt tegen de in 1.1 genoemde beschikking en aanslag. Hij heeft daarbij gevraagd om toezending van het taxatieverslag. Hij heeft tijdens de bezwaarfase niet gevraagd om toezending van meer stukken. Belanghebbende heeft geen toestemming gegeven om de woning tijdens de bezwaarfase inpandig op te nemen.
In de beroepsprocedure heeft de heffingsambtenaar een waardematrix van 18 februari 2021 ingebracht, opgesteld door taxateur [naam5] .
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2018 en of de heffingsambtenaar de op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd.
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende uitdrukkelijk en ondubbelzinnig zijn grief ingetrokken dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase niet heeft voldaan aan de inzageplicht, als bedoeld in artikel 7:4, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Ter zitting heeft belanghebbende ook de grief dat de heffingsambtenaar op de zaak betrekking hebbende stukken ten aanzien van de koudv-factoren en de bijgebouwen niet heeft overgelegd uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. Belanghebbendes grief ten aanzien van de op de zaak betrekking hebbende stukken ziet daarom nog enkel op stukken ten aanzien van de indexatie van de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten naar de waardepeildatum.