Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-01-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:240, 22/1075

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-01-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:240, 22/1075

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 januari 2024
Datum publicatie
19 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:240
Zaaknummer
22/1075
Relevante informatie
Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 30a Wet WOZ, Art. 40 Wet WOZ

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning. Immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/1075

uitspraakdatum: 9 januari 2024

Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 5 april 2022, nummer UTR 20/3861, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Laren (hierna: de heffingsambtenaar) en

de Minister van Justitie en Veiligheid

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 52b te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2019 voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 1.000.000. Tegelijk met deze beschikking is door de heffingsambtenaar een aanslag onroerendezaakbelasting 2020 aan belanghebbende opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft digitaal plaatsgevonden op 6 december 2023. Daarbij is namens belanghebbende verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels als zijn gemachtigde en [naam1] namens de heffingsambtenaar. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de bij het Hof aanhangige zaken met rolnummers 22/1071, 22/1072 en 22/1074.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een in 2016 gebouwd appartement (penthouse) gelegen in het appartementencomplex [naam2] te [woonplaats] . Dit complex bestaat uit drie appartementenvilla’s met elk drie appartementen. Het appartement van belanghebbende heeft een inhoud van 507 m3 en beschikt over twee. dakterrassen, een berging en twee parkeerplaatsen.

2.2.

Het tot het appartementencomplex behorende appartement [adres1] 48b is op 24 juli 2019 verkocht voor € 1.395.000 en op 1 november 2019 in eigendom overgedragen. Dit in 2016 gebouwde appartement heeft een inhoud van 507m3 en beschikt over twee. dakterrassen, een berging en twee parkeerplaatsen.

2.3.

Het tot het appartementencomplex behorende appartement [adres1] 48a is op 7 oktober 2018 verkocht voor € 1.320.000 en op 19 oktober 2018 in eigendom overgedragen. Dit in 2016 gebouwde appartement heeft een inhoud van 613m3 en beschikt over een. dakterras, een berging en twee parkeerplaatsen.

2.4.

De WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2020, per peildatum 1 januari 2019, is ten aanzien van belanghebbende door de heffingsambtenaar bij beschikking van 29 februari 2020 vastgesteld op € 1.000.000.

2.5.

Bij brief van 8 april 2020 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking en aanslag. Het bezwaarschrift is op 14 april 2020 door de heffingsambtenaar ontvangen. In het bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht om toezending van het taxatieverslag.

2.6.

Op 20 oktober 2020 heeft de heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar gedaan. Daarin is vermeld dat het taxatieverslag is toegezonden op 30 mei 2020 en nogmaals op 28 juli 2020. Voorts is daarin vermeld dat van de koopprijs van de onroerende zaak [adres1] 48a van € 1.320.00 een bedrag van € 5.200 betrekking heeft op de VVE-reserve en van de koopprijs van € 1.395.000 voor [adres1] 48b een bedrag van € 6.700 betrekking heeft op de VVE-reserve. Het bezwaar van belanghebbende is door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard.

2.7.

Het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep is door de Rechtbank ter zitting van 9 november 2021 behandeld, gelijktijdig met andere zaken van de gemachtigde (onder meer de zaken die in onderdeel 1.5 zijn vermeld).

2.8.

De Rechtbank heeft op 5 april 2022 uitspraak gedaan. In de uitspraak is vermeld dat de beslissing openbaar zal worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is op 22 april 2022 aan partijen verzonden. Publicatie van de uitspraak op rechtspraak.nl heeft plaatsgevonden op 30 november 2022 (ECLI:NL:RBMNE:2022:1383). De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

3 Geschil

In hoger beroep is de rechtsstrijd van partijen, naar de gemachtigde van belanghebbende ter zitting van het Hof desgevraagd uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard, beperkt tot de volgende vragen: (1) heeft de heffingsambtenaar verzuimd het taxatieverslag toe te zenden, het iWOZ-rapport te verstrekken en inzicht in de VVE-reserve te geven?, (2) is de WOZ-waarde te hoog vastgesteld? en (3) heeft de Rechtbank ten onrechte geen vergoeding van immateriële schade toegekend? Andere punten zijn niet langer in geschil, naar de gemachtigde ter zitting van het Hof desgevraagd uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing