Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-01-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:241, 22/1101

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-01-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:241, 22/1101

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 januari 2024
Datum publicatie
19 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:241
Formele relaties
Zaaknummer
22/1101
Relevante informatie
Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 4 Uitv.reg. WOZ

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/1101

uitspraakdatum: 9 januari 2024

Uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 april 2022, nummer UTR 21/2885, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rhenen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) ten aanzien van belanghebbende de waarde van de onroerende zaak [adres1] 23 te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2020 en naar de toestand op die datum, voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op € 602.000. Tegelijkertijd met de beschikking is aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) opgelegd.

1.2

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking alsmede de bijbehorende aanslag OZB gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij rechtbank Midden- Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2023. Belanghebbende is in persoon verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam1] (WOZ- taxateur). Aan het eind van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.6

Op 26 juni 2023 is bij het Hof een op 23 juni 2023 gedagtekende brief van belanghebbende ingekomen. Het Hof ziet daarin geen aanleiding het onderzoek op grond van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht te heropenen. Op de inhoud van de brief zal het Hof geen acht slaan.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in het jaar 1975 gebouwde twee-onder-een kapwoning met een oppervlakte van 164 m2 en een kavel ter grootte van 399 m2. De woning heeft geen bebouwing tegenover zich en heeft aan de voorzijde vrij uitzicht op de uiterwaarden en de Nederrijn.

2.2

In beroep heeft de heffingsambtenaar ter onderbouwing van de door hem voorgestane WOZ-waarde van € 602.000 een door taxateur [naam1] op 9 september 2021 opgemaakt taxatierapport overgelegd. In het taxatierapport heeft de taxateur drie volgens hem met de woning vergelijkbare objecten opgenomen en aan de hand van een zogenoemde matrix de waarde-opbouw van de woning in vergelijking tot de vergelijkingsobjecten weergegeven, rekening houdend met de onderlinge verschillen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de woning op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vaststelling van de waarde van de woning op waardepeildatum op € 450.000 en vermindering van de bestreden aanslag.

3.3

De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend, en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing