Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3011, 22/1875

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3011, 22/1875

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 april 2024
Datum publicatie
10 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:3011
Zaaknummer
22/1875
Relevante informatie
Art. 8 BPM, Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 19a BPM, Art. 110 VWEU

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/1875

uitspraakdatum: 30 april 2024

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Rechtbank Gelderland van 29 juli 2022, nummer AWB 21/2192, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Centrale administratieve processen/Team Auto (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: BPM) ten bedrage van € 2.271 opgelegd. Daarbij is bij beschikking € 15 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Het hiertegen ingestelde beroep heeft de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. S.M. Bothof, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] , alsmede [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een zogenoemde vergunninghouder als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: Wet BPM).

2.2.

Belanghebbende heeft op 6 december 2019 een melding BPM gedaan voor een gebruikte personenauto van het merk Porsche, type Macan 3.0 S (hierna: de auto). De datum eerste toelating is 10 augustus 2018. De CO2-uitstoot van de auto bedraagt (NEDC) 212 gr/km. Voor het berekenen van het verschuldigde bedrag aan BPM heeft belanghebbende gekozen om de hoogte van de vermindering (afschrijving) te bepalen met toepassing van de taxatiemethode. Volgens het bij de aangifte overgelegde – op 1 december 2019 gedagtekende – taxatierapport vertoonde de auto op de dag dat de taxateur de auto voor taxatie opnam ernstige, meer dan normale gebruiksschade. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde van de auto bepaald op € 56.800, gebaseerd op een koerslijst van Eurotaxglass’s. De taxateur heeft hierbij een bijstelling van 5% wegens dealersituatie in mindering gebracht op de koerslijstwaarde. Daarop heeft de taxateur wegens schade een bedrag van € 4.400 (op een bruto schadebedrag van € 4.826) in mindering gebracht, zodat de handelsinkoopwaarde is geraamd op € 52.400. Wat betreft de historische nieuwprijs is in de melding uitgegaan van een bedrag van € 102.185 en wat betreft de actuele bruto BPM van een bedrag van € 35.385. De verschuldigde belasting bedraagt volgens de melding (in €) (52.400/102.185) x 35.385 = 18.141.

2.3.

De Inspecteur heeft belanghebbende opgeroepen de auto op 12 december 2019 bij de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) te tonen. Belanghebbende heeft aan deze oproep geen gehoor gegeven. DRZ heeft op basis van het taxatierapport en de bijgevoegde foto’s geconcludeerd dat geen sprake is van andere schade dan normale gebruiksschade. DRZ heeft aan de hand van het VWE SilverDat/VIN informatiesysteem de uitvoeringsspecificaties van de auto vastgesteld. Vervolgens heeft DRZ de historische nieuwprijs aan de hand van de koerslijst AutotelexPro vastgesteld op € 106.161. De handelsinkoopwaarde heeft DRZ ook aan de hand van de koerslijst AutotelexPro vastgesteld op € 62.447. DRZ heeft geen koerswaarde van Eurotaxglass's gevonden. De CO2-uitstoot van de referentieauto die op de koerslijst van AutotelexPro staat weergegeven is (NEDC) 207 gr/km.

2.4.

De auto is op 22 augustus 2020 tenaamgesteld en belanghebbende heeft bij de maandaangifte van augustus 2020 een bedrag van € 15.412 aan BPM (na aftrek leeftijdskorting) aangegeven en betaald.

2.5.

Op basis van de bevindingen van DRZ heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag BPM aan belanghebbende opgelegd. Daarbij is de Inspecteur uitgegaan van de door DRZ vastgestelde historische nieuwprijs van € 106.161 en handelsinkoopwaarde van € 62.447. De historische bruto BPM is volgens de Inspecteur € 35.385 en de herrekende bruto BPM € 33.630. De Inspecteur heeft vanwege de datum tenaamstelling een extra leeftijdskorting van 9,31% van de herrekende bruto BPM toegekend door uit te gaan van een tabelafschrijving van 47,419%. De Inspecteur heeft het verschuldigde BPM-bedrag berekend op € 17.683 en het verschil van € 2.271 nageheven. Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs bezwaar en beroep aangetekend.

3 Geschil

3.1.

In geschil is primair of de handelsinkoopwaarde moet worden bepaald door de schade die de taxateur van belanghebbende heeft gecalculeerd in mindering te brengen op de koerslijstwaarde van Eurotaxglass's waarop nog eens 10% in mindering moet worden gebracht vanwege de marktsituatie.

3.2.

Subsidiair is in geschil of belanghebbende in hoger beroep ter onderbouwing van de vermindering mag omschakelen naar de handelsinkoopwaarde van de koerslijst Eurotaxglass's en daarop 15% in mindering mag brengen wegens de markt- en dealersituatie.

3.3.

Niet in geschil is dat de historische nieuwprijs moet worden bepaald uitgaande van de CO2-uitstoot van de auto van 212 gr/km in plaats van de uitstoot van de referentieauto van 207 gr/km. Wel is in geschil of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de handelsinkoopwaarde van de auto niet hoger moet zijn omdat de uitstoot hoger is.

3.4.

Tot slot is in geschil of de Inspecteur zich kan beroepen op interne compensatie omdat in dit geval naheffing had moeten plaatsvinden op basis van de forfaitaire tabel, omdat het taxatierapport van belanghebbende niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Ter zitting heeft de Inspecteur aangegeven zich niet langer op het standpunt te stellen dat recht bestaat op interne compensatie omdat over een te lange periode extra leeftijdskorting is berekend.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag en subsidiair tot vermindering daarvan. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing