Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4602, 22/630 en 22/631
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4602, 22/630 en 22/631
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 juli 2024
- Datum publicatie
- 19 juli 2024
- Zaaknummer
- 22/630 en 22/631
- Relevante informatie
- Art. 8 BPM, Art. 6:10 Awb, Art. 20 AWR, Art. 22j AWR
Inhoudsindicatie
BPM. Diverse formeelrechtelijke grieven.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/630 en 22/631
uitspraakdatum: 9 juli 2024
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] BV te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 24 februari 2022, nummers AWB 21/3286 en 21/3287, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft voor de maanden maart 2021 en april 2021 aangiften belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) gedaan.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tijdig hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2024. Namens belanghebbende is verschenen A.F.M.J. Verhoeven. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat naar partijen is verzonden.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft op respectievelijk 15 april 2021 en 19 mei 2021 voor de maanden maart 2021 en april 2021 aangiften BPM gedaan.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. Het bezwaar tegen de aangifte voor maart 2021 is door de Inspecteur ontvangen op 17 mei 2021. Het bezwaar tegen de aangifte voor april 2021 is door de Inspecteur ontvangen op 2 juni 2021.
Bij uitspraken op bezwaar gedagtekend 9 juni 2021 heeft de Inspecteur de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, omdat de op aangiften verschuldigde BPM ten tijde van de beoordeling van het bezwaar niet was voldaan.
De ontvanger heeft de betaling op de aangifte voor maart 2021 ontvangen op 22 juni 2021. De betaling op de aangifte voor april 2021 is door de ontvanger ontvangen op 19 juli 2021.
De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
3 Geschil
Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de beroepen tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren ongegrond zijn. De Inspecteur bestrijdt dit betoog van belanghebbende.
In hoger beroep heeft belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.