Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4613, 22/1644 t/m 22/1646
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4613, 22/1644 t/m 22/1646
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 juli 2024
- Datum publicatie
- 19 juli 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2022:2836, Overig
- Zaaknummer
- 22/1644 t/m 22/1646
- Relevante informatie
- Art. 3.2 Wet IB 2001, Art. 8:68 Awb
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Activiteiten met betrekking tot cryptovaluta. Bron van inkomen?
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/1644, 22/1645 en 22/1646
datum: 9 juli 2024
Beslissing als bedoeld in artikel 8:68 van de Awb van de vierde meervoudige kamer
in het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 23 mei 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:2836) in het geding tussen de inspecteur en
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 74.340 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.777. Bij beschikking is belastingrente van € 681 berekend.
Aan belanghebbende is daarnaast voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.161.426 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 19.090. Bij beschikking is belastingrente van € 427.353 berekend.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 tevens een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd, berekend naar het maximale bijdrage-inkomen. Bij beschikking is belastingrente van € 7 berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen de onder 1.1 tot en met 1.3 genoemde (navorderings)aanslagen en beschikkingen ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur vernietigd, de (navorderings)aanslagen verminderd, de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en beslissingen gegeven over de proceskosten en het griffierecht.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.N.N. Jansen als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] , alsmede [naam2] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam3] en [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze beslissing is gehecht. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft vanaf 2013 cryptovaluta verworven, voornamelijk bitcoin (hierna: BTC), maar ook verschillende andere cryptovaluta.
In de loop van 2015 heeft belanghebbende een algoritme ontwikkeld (hierna: de trading bot). De trading bot is ontworpen voor arbitragehandel op cryptovalutabeurzen (hierna: exchanges). Vanwege marktimperfecties worden dezelfde cryptovaluta soms voor verschillende prijzen aangeboden op verschillende exchanges. De trading bot houdt de koersen bij van cryptovaluta op verschillende exchanges en koopt bij een bepaald prijsverschil (met een minimum van 0,003 BTC) cryptovaluta op de ene exchange om deze vervolgens te verkopen op een andere exchange. Dit leidt in beginsel tot een toename van het bezit aan cryptovaluta. De transacties leiden niet in alle gevallen tot een toename van het bezit, bijvoorbeeld doordat gedurende de transacties het prijsverschil is opgeheven of zelfs omgeslagen op het moment dat de trading bot de verkooporder aanlevert. In die gevallen wacht de trading bot gedurende een uur om te kijken of de oorspronkelijke verkooporder alsnog kan worden vervuld. Als de markt zich echter niet hersteld tot het beoogde niveau zal de trading bot na een uur de verkooporder annuleren en vervangen door een verkooporder tegen de dan geldende prijs. Dit kan een negatief resultaat opleveren en daarmee tot een daling leiden van de hoeveelheid cryptovaluta in bezit van belanghebbende. Aan iedere transactie zijn kosten verbonden in de vorm van transaction fees en withdrawal fees.
De trading bot heeft in de periode augustus 2015 tot juli 2018 ongeveer 124.000 transacties uitgevoerd. Dat zijn gemiddeld ongeveer 120 transacties per dag en 4 transacties per uur. Van dit totaal aantal transacties wordt in ongeveer 75 tot 80% van de gevallen een positief resultaat behaalt.
Belanghebbende heeft in november 2015 voor het laatst cryptovaluta aangekocht. Daarna is de hoeveelheid cryptovaluta (uitgedrukt in BTC) in het bezit van belanghebbende uitsluitend als gevolg van de transacties door de trading bot en door onttrekking door verkoop gewijzigd. Het verloop van het bezit is als volgt weer te geven:
1 januari 2015 61 BTC
1 januari 2016 79 BTC
1 januari 2017 524 (inclusief 43 verkocht in 2016: 567) BTC
1 januari 2018 861 (inclusief 185 verkocht in 2017: 1.046) BTC
1 januari 2019 629 (inclusief 101 verkocht in 2018: 730) BTC
Met dagtekening 28 mei 2016 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2015 overeenkomstig de aangifte opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.285 bestaande uit loon uit dienstbetrekking.
Belanghebbende heeft op 29 maart 2018 aangifte IB/PVV 2017 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.667, bestaande uit loon uit dienstbetrekking, en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil.
Belanghebbende heeft op 5 april 2018 een inkeermelding gedaan, waarbij belanghebbende onder meer zijn bezit aan cryptovaluta in BTC heeft aangegeven.
In de periode tussen de inkeermelding en 28 juni 2019 hebben de Inspecteur en belanghebbende veelvuldig contact gehad naar aanleiding van verzoeken om nadere informatie en nadere vragen van de Inspecteur. Daarnaast hebben tussen belanghebbende en de Inspecteur verschillende (telefonische) gesprekken plaatsgevonden. Hiervan heeft de Inspecteur gespreksverslagen gemaakt en verzonden aan belanghebbende. Uiteindelijk heeft belanghebbende op 28 juni 2019 de Inspecteur verzocht om een standpunt in te nemen over de kwalificatie van de opbrengsten van de trading bot.
De Inspecteur heeft op 11 september 2019 schriftelijk kenbaar gemaakt dat zijn standpunt is dat de arbitrageresultaten die zijn behaald met de trading bot behoren tot het inkomen uit werk en woning. Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende verschillende keren gereageerd en heeft nader overleg plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur. Ook heeft belanghebbende, met inachtneming van het standpunt van de Inspecteur dat de arbitrageresultaten behoren tot het inkomen uit werk en woning, jaarrekeningen over de jaren 2015 tot en met 2018 laten opstellen en aan de Inspecteur gezonden. Vervolgens hebben belanghebbende en de Inspecteur verschillende keren nader schriftelijk op elkaars standpunten gereageerd.
De Inspecteur heeft met dagtekening 16 oktober 2020 zijn voornemen tot het vaststellen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 kenbaar gemaakt. De Inspecteur heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de arbitrageresultaten moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. De Inspecteur heeft het arbitrageresultaat bepaald door per maand per cryptovaluta het saldo van de toe- of afname vast te stellen en dat saldo aan het einde van de maand te vermenigvuldigen met de koerswaarde van de eerste dag van de maand. Deze waarden heeft de Inspecteur vervolgens omgerekend naar BTC en dat omgezet in USD en dat bedrag weer omgezet in euro's. Het resultaat uit arbitrage is op die manier voor 2015 vastgesteld op € 1.257. De Inspecteur heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de hoeveelheid cryptovaluta die ter beschikking staat aan de trading bot om transacties mee uit te voeren moet worden aangemerkt als handelsvoorraad en dat de waardeverandering van die handelsvoorraad – als gevolg van de koersbewegingen van BTC – aan het einde van het boekjaar tot het resultaat moet worden gerekend. In 2015 bedraagt dit (koers)resultaat van het bezit aan BTC € 14.024. De fiscale winst heeft de Inspecteur vastgesteld op € 15.281, wat na aftrek van de ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling leidt tot een belastbare winst over 2015 van € 5.055. De waarde van het bezit aan cryptovaluta per 1 januari 2015 heeft de Inspecteur gerekend tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen.
De Inspecteur heeft met eveneens dagtekening 16 oktober 2020 zijn voornemen tot het vaststellen van de aanslagen IB/PVV en Zvw 2017 kenbaar gemaakt. De Inspecteur heeft de belastbare winst uit onderneming op dezelfde wijze bepaald als voor het jaar 2015. Daaraan heeft de Inspecteur toegevoegd het verkoopresultaat van de via exchange Kraken verkochte cryptovaluta. Dit leidt tot een fiscale winst van (€ 1.807.626 (arbitrageresultaat) + € 7.921.177 (koersresultaat) + € 908.429 (verkoopopbrengst)) = € 10.637.232. Na aftrek van de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling resulteert dat in een belastbare winst van € 9.141.759. De Inspecteur heeft ten aanzien van de zogenoemde PeerPlays (PPY) cryptovaluta geconcludeerd dat die niet wordt gebruikt voor de arbitragehandel. Daarom heeft hij de waarde daarvan van € 321.293 gekwalificeerd als beleggingsvermogen en gerekend tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen. De Inspecteur heeft die grondslag in afwijking van de aangifte vastgesteld op € 399.231.
Met dagtekening 7 november 2020 (IB/PVV 2015) respectievelijk 17 november 2020 (IB/PVV en Zvw 2017) heeft de Inspecteur de aanslagen overeenkomstig de voornemens opgelegd. De Inspecteur heeft voor 2015 het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 74.340 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 2.777. Voor 2017 heeft de Inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 9.161.426 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 19.090. De aanslag Zvw 2017 is berekend naar het maximale bijdrage-inkomen.
Hiertegen heeft belanghebbende tijdig bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat aannemelijk is dat belanghebbende deelneemt aan het economisch verkeer en dat hij daarmee voordeel beoogt. De Rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting, omdat geen sprake is van structureel positieve voordelen die in een causaal verband staan met door belanghebbende verrichte arbeid die verder gaat dan arbeid die met speculatie samenhangt. Het behaalde resultaat is volgens de Rechtbank het gevolg van een gunstige koersontwikkeling, waarop belanghebbende geen invloed heeft kunnen uitoefenen.
3 Geschil
In geschil is of in de onderhavige jaren sprake is van een bron van inkomen ten aanzien van de activiteiten van belanghebbende op cryptovalutamarkten. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat sprake is van een bron van inkomen, omdat de door belanghebbende ontwikkelde trading bot kan worden aangemerkt als arbeid die het normale vermogensbeheer te boven gaat en omdat de arbitragehandel leidt tot een voorzienbaar voordeel, zodat geen sprake is van speculeren. Belanghebbende stelt zich op het tegenovergestelde standpunt en betwist dat sprake is van een bron van inkomen en meent dat zijn volledige bezit aan cryptovaluta behoort tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen. Voor het geval sprake is van een bron van inkomen verschillen partijen van mening over de vraag hoe het fiscale resultaat moet worden bepaald.