Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4739, 22/2239 t/m 22/2241

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4739, 22/2239 t/m 22/2241

cassatie ingesteld (rolnr HR: 24/03280)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 juli 2024
Datum publicatie
9 augustus 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:4739
Zaaknummer
22/2239 t/m 22/2241
Relevante informatie
Art. 14 EVRM, Art. 1 EP EVRM

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Looninkomsten piloot. Belastingverdrag Nederland-Turkije. Voorkoming dubbele belasting. Gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 22/2239, 22/2240 en 22/2241

uitspraakdatum: 16 juli 2024

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2022, nummers AWB 22/805, 22/807 en 22/808, ECLI:NL:RBGEL:2022:5267, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Heerlen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2015, 2016 en 2017 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is steeds belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de tegen de navorderingsaanslagen en beschikkingen belastingrente gerichte bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur vernietigd en de belastingaanslagen en beschikkingen belastingrente verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. H.J. Schut en mr. J.A.M. Kemperman, als gemachtigden van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

In de jaren 2015, 2016 en 2017 woonde belanghebbende in Nederland. Hij werkte in die jaren als piloot bij [naam3] .

2.2.

In zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2015, 2016 en 2017 heeft belanghebbende “pensioen, lijfrente of andere uitkering” ter grootte van € 154.701, € 156.713 respectievelijk € 159.377 opgenomen met de omschrijving “PF vliegend pers. [naam4] ”. Daarnaast heeft belanghebbende in die aangiften looninkomsten van [naam3] ten bedrage van respectievelijk € 122.728, € 137.101 en € 116.571 aangegeven en voor dit loon aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geclaimd met toepassing van de vrijstellingsmethode.

2.3.

De Inspecteur heeft de aangiften niet inhoudelijk beoordeeld. De aanslagen IB/PVV voor de jaren 2015 (met dagtekening 28 oktober 2016), 2016 (met dagtekening 15 maart 2019) en 2017 (met dagtekening 2 april 2019) zijn geautomatiseerd opgelegd overeenkomstig de ingediende aangiften.

2.4.

De Inspecteur heeft op 19 februari 2020 voor de jaren 2015, 2016 en 2017 belanghebbende een voornemen tot navordering aangekondigd, “omdat in de ingediende aangiften bij de methode ter voorkoming van dubbele belasting box 1 ten onrechte de vrijstellingsmethode is toegepast in plaats van de verrekeningsmethode.”

2.5.

In zijn e-mail van 29 mei 2020 aan de gemachtigde van belanghebbende heeft de Inspecteur onder meer geschreven:

“(…) Zoals ook beschreven in het gespreksverslag is aan de orde gekomen of de Belastingdienst beschikt over een nieuw feit dat navordering over de jaren 2015, 2016 en 2017 zou rechtvaardigen. (…)

Dat voor looninkomsten in verdragssituaties vrijstelling wordt geclaimd, is allerminst vreemd. Sterker nog, op grond van artikel 15, lid 1 van het belastingverdrag tussen Nederland en Turkije is de vrijstellingmethode van toepassing op looninkomsten. Pas op het moment dat je de aangifte gaat openen en beoordelen blijkt dat sprake is van een piloot. Dan blijft sprake van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking alleen is dan niet artikel 15, lid 1 van toepassing maar artikel 15, lid 3 (verrekeningsmethode).

(…)”

2.6.

Op 22 augustus 2020 heeft de Inspecteur de aangekondigde navorderingsaanslagen opgelegd naar te betalen bedragen van € 56.975 (2015), € 61.484 (2016) en € 48.849 (2017).

2.7.

De Rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard en de belastingaanslagen verminderd, omdat de Inspecteur in de jaren 2015, 2016 en 2017 ten onrechte premies volksverzekeringen van belanghebbende heeft geheven. De Rechtbank heeft de Inspecteur daarom veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.787 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 vergoedt.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vragen of het gelijkheidsbeginsel aan navordering in de weg staat en of de Inspecteur beschikte over een navorderingsgrond. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. De Inspecteur beantwoordt deze vragen tegenovergesteld.

3.2.

Ter zitting heeft belanghebbende toegelicht dat, anders dan uit de hogerberoepschriften kan worden opgemaakt, de proceskostenveroordeling die de Rechtbank heeft uitgesproken voor de bezwaar- en beroepsfase niet in geschil is.

4 Beoordeling van het geschil

2 Verdeling heffingsbevoegdheid onder de verdragen

4 Inwerkingtreding

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing