Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4872, 22/1738 en 22/1739
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4872, 22/1738 en 22/1739
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 juli 2024
- Datum publicatie
- 9 augustus 2024
- Zaaknummer
- 22/1738 en 22/1739
- Relevante informatie
- Art. 26 Wet OB 1968, Art. 26 Uitv.besch. OB 1968, Art. 8 Iw 1990, Art. 2:23c BW, Art. 2:24 BW, Art. 6:10 Awb, Art. 5 AWR, Art. 16 AWR, Art. 20 AWR, Art. 26a AWR
Inhoudsindicatie
VPB. OB. Bekendmaking belastingaanslagen aan ontbonden rechtspersoon.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/1738 en 22/1739
uitspraakdatum: 23 juli 2024
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
“ [belanghebbende] B.V.” te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 28 juni 2022, nummers AWB 20/1331 en AWB 20/1332, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 24 augustus 2019 is ten aanzien van belanghebbende over het jaar 2015 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 67.496. Bij beschikkingen is € 1.747 aan belastingrente berekend en is een vergrijpboete van € 1.687 opgelegd.
Met dagtekening 29 augustus 2019 is ten aanzien van belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (OB) vastgesteld ten bedrage van € 15.169. Bij beschikkingen is € 1.733 aan belastingrente berekend en is een vergrijpboete van € 3.792 opgelegd.
Tegen deze belastingaanslagen en beschikkingen inzake de belastingrente en vergrijpboeten is bezwaar gemaakt.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Tegen die uitspraken van de Inspecteur is beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 28 juni 2022, nummer AWB 20/1331, het beroep inzake de navorderingsaanslag Vpb en de bijbehorende beschikking inzake de belastingrente ongegrond verklaard en gegrond wat betreft de vergrijpboete. De daarop betrekking hebbende uitspraak van de Inspecteur en de vergrijpboete zijn vernietigd.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van eveneens 28 juni 2022, nummer AWB 20/1332, het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslag OB verminderd tot € 4.552, de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en de vergrijpboete vernietigd.
Op naam van belanghebbende is tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024. Vanwege de samenhang zijn de onderhavige zaken gezamenlijk behandeld met de zaken met de nummers 22/1744 tot en met 22/1751, 22/1742 en 22/1743. Namens belanghebbende is verschenen [naam1] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] , [naam3] , [naam4] en [naam5] . De heer [naam1] heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht. Verder heeft hij een brief over discriminatie overgelegd, alsmede twee brieven van de Belastingdienst over de registratie in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en verzoeken om proceskostenvergoeding. Nadat ter zitting het geschilpunt over project 1043/FSV was behandeld, heeft de heer [naam1] de zittingzaal verlaten. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
Na sluiting van het onderzoek is op 26 juni 2024, zoals ter zitting reeds aangekondigd, een nader stuk van de Inspecteur ingekomen over de bekendmaking van de belastingaanslagen. Het Hof heeft in de inhoud van dat stuk geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en slaat daarop verder geen acht. Een afschrift van dat stuk is aan deze uitspraak gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is opgericht op 23 januari 2015 en exploiteerde een administratie- en belastingadvieskantoor. Belanghebbende was statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en had [adres] , te [vestigingsplaats] als bezoek- en postadres. Dit betreft het (toenmalige) woonadres van mevrouw [naam6] , de ex-partner van de heer [naam1] . Mevrouw [naam6] was bestuurder en enig aandeelhouder van belanghebbende.
Bij besluit van 1 november 2018 is belanghebbende ontbonden. Blijkens gegevens uit het handelsregister is belanghebbende per diezelfde datum, wegens het ontbreken van baten, als rechtspersoon opgehouden te bestaan (turboliquidatie). Als bewaarder van de boeken en bescheiden is aangewezen de heer [naam1] , waarbij [adres] , te [vestigingsplaats] als adres is opgegeven. Op 5 april 2019 is belanghebbende uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Op 13 juni 2018 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de ingediende aangifte Vpb voor het jaar 2015 en de aangiften OB en loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. Het boekenonderzoek bij belanghebbende is op 13 maart 2019 aangevangen. Wat betreft de OB zijn ook de tijdvakken 1 januari 2016 tot en met 31 januari 2017 in het onderzoek betrokken. Het rapport van het boekenonderzoek (hierna: het controlerapport) is op 9 juli 2019 uitgebracht. Het controlerapport bevat verschillende correcties ter zake van de Vpb en de OB, die resulteren in een navordering c.q. naheffing van belasting. Zowel voor de Vpb als de OB zijn tevens vergrijpboetes aangekondigd.
Op 5 augustus 2019 heeft de heer [naam1] gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op het controlerapport te reageren.
Overeenkomstig de bevindingen in het controlerapport heeft de Inspecteur met dagtekening 24 augustus 2019 respectievelijk 28 augustus 2019 op naam van belanghebbende de in 1.1. en 1.2. bedoelde belastingaanslagen vastgesteld, in beide gevallen met belastingrente en vergrijpboete. De opgemaakte aanslagbiljetten zijn verstuurd naar het adres [adres] , te [vestigingsplaats] .
Het bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslag Vpb en de beschikkingen inzake de belastingrente en de vergrijpboete is op 27 augustus 2019 ontvangen. Het bezwaarschrift is door de heer [naam1] ondertekend.
Het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag OB en de beschikkingen inzake de belastingrente en de vergrijpboete is op 3 september 2019 ontvangen. Ook dit bezwaarschrift is door de heer [naam1] ondertekend.
Bij uitspraken op bezwaar van 23 januari 2020 (Vpb) en 11 februari 2020 (OB) heeft de Inspecteur de bezwaren ongegrond verklaard.
Op naam van belanghebbende is tegen die uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij de Rechtbank. De beroepschriften zijn ingediend door de heer [naam1] . Bij de beroepschriften is een machtiging gevoegd waarin mevrouw [naam6] , als eigenaar van belanghebbende, de heer [naam1] machtigt om haar belangen in beroep te behartigen.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van 28 juni 2022, nummer AWB 20/1331, het beroep inzake de navorderingsaanslag Vpb en de bijbehorende beschikking inzake de belastingrente ongegrond verklaard. Volgens de Rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij in de FSV is opgenomen, en is er geen reden om de navorderingsaanslag Vpb om die reden te vernietigen. Volgens de Rechtbank heeft de Inspecteur verder aan de hand van de bevindingen in het controlerapport aannemelijk gemaakt dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, moet de bewijslast daarom worden omgekeerd en verzwaard, kunnen de aangebrachte correcties de redelijkheidstoets doorstaan en heeft belanghebbende niet doen blijken dat de uitspraak op bezwaar betreffende de navorderingsaanslag Vpb onjuist is. Het beroep op het vertrouwensbeginsel, voor wat betreft de toepassing van het kasstelsel, heeft de Rechtbank niet gehonoreerd. De beschikking inzake de belastingrente heeft de Rechtbank in stand gelaten. Het beroep inzake de vergrijpboete heeft de Rechtbank gegrond verklaard. Volgens de Rechtbank moet de vergrijpboete worden vernietigd, omdat belanghebbende ten tijde van de kennisgeving (9 juli 2019) niet meer bestond.
De Rechtbank heeft bij uitspraak van eveneens 28 juni 2022, nummer AWB 20/1332, het beroep gegrond verklaard, de naheffingsaanslag OB verminderd tot € 4.552, de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en de vergrijpboete vernietigd. Volgens de Rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat zij in de FSV is opgenomen, en is er geen reden is om de naheffingsaanslag OB om die reden te vernietigen. Volgens de Rechtbank mocht belanghebbende niet het kasstelsel toepassen, omdat niet aan de voorwaarden van artikel 26 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 26 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 wordt voldaan. Het in dat kader gedane beroep op het vertrouwensbeginsel heeft de Rechtbank niet gehonoreerd. Wel heeft de Rechtbank aanleiding gezien de naheffingsaanslag OB te verminderen, vanwege de voorbelasting op de autokosten (2015: € 994) en correcties die zonder nader onderzoek (en daarmee onzorgvuldig) zijn doorgevoerd (2016 en 2017: € 6.508 en € 3.115). De beschikking inzake de belastingrente heeft de Rechtbank dienovereenkomstig verminderd. Volgens de Rechtbank moet de vergrijpboete worden vernietigd, omdat belanghebbende ten tijde van de kennisgeving (9 juli 2019) niet meer bestond.
Op naam van belanghebbende is tegen die uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De hogerberoepschriften zijn ingediend door de heer [naam1] . Bij de beroepschriften is een machtiging gevoegd waarin mevrouw [naam6] de heer [naam1] machtigt om haar belangen in hoger beroep te behartigen. In de machtiging is vermeld dat de procedures bekend zijn onder naam van belanghebbende, waarvan mevrouw [naam6] directeur-groot aandeelhouder (dga) was.
3 Geschil
In geschil zijn de navorderingsaanslag Vpb, de naheffingsaanslag OB en de beschikkingen inzake de belastingrente.