Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4873, 22/1742 en 22/1743
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4873, 22/1742 en 22/1743
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 juli 2024
- Datum publicatie
- 9 augustus 2024
- Zaaknummer
- 22/1742 en 22/1743
- Relevante informatie
- Art. 3.80 Wet IB 2001, Art. 10 Wet LB, Art. 13bis Wet LB, Art. 27e AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Correcties n.a.v. boekenonderzoek.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/1742 en 22/1743
uitspraakdatum: 23 juli 2024
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 juni 2022, zaaknummers AWB 20/1311 en AWB 20/1316, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 48.300. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 1.374. De Inspecteur heeft voorts bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 5.315.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 voorts een navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 10.158. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 63.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur de bestreden navorderingsaanslagen, boetebeschikking en beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 28 juni 2022 de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 verminderd tot een bedrag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.142, de bijbehorende beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikking vernietigd, de navorderingsaanslag Zvw 2015 en de bijbehorende beschikking belastingrente vernietigd en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep inzake de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 is ingeschreven onder zaaknummer BK-ARN 22/1742 en het hoger beroep inzake de navorderingsaanslag Zvw onder zaaknummer BK-ARN 22/1743. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] , [naam2] , [naam3] en [naam4] namens de Inspecteur. Vanwege de samenhang zijn de zaken van belanghebbende met toestemming van partijen gezamenlijk en gelijktijdig behandeld met de zaken van [naam5] met zaaknummers BK-ARN 22/1744 tot en met 22/1751 en de zaken van [naam6] B.V. met zaaknummers BK-ARN22/1738 en 22/1739.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht. Verder heeft hij een brief over discriminatie overgelegd, alsmede twee brieven van de Belastingdienst over de registratie in de Fraude Signalering Voorziening (hierna: FSV) Nadat ter zitting het geschilpunt over project 1043/FSV was behandeld, heeft belanghebbende de zittingzaal verlaten.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren [in] 1943 en was tot 3 oktober 2013 gehuwd met mevrouw [naam5] . Laatstgenoemde was directeur en enig aandeelhouder van [naam6] B.V. (hierna: de BV).
De B.V. is opgericht op 23 januari 2015 en exploiteerde een administratie- en belastingadviesbureau. Zij is per 1 november 2018 geliquideerd.
De Inspecteur heeft belanghebbende op 28 februari 2016 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2015.
Belanghebbende heeft op 5 mei 2016 aangifte IB/PVV 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.935 (bestaande uit een AOW-uitkering).
De Inspecteur heeft met dagtekening 3 juni 2016 een aanslag IB/PVV 2015 aan belanghebbende opgelegd overeenkomstig de aangifte van belanghebbende.
Op 13 juni 2018 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangifte vennootschapsbelasting 2015 van de B.V. Bij brief van 10 december 2018 heeft de Inspecteur aangekondigd het boekenonderzoek uit te breiden met een beoordeling van de aangifte IB/PVV 2015 van belanghebbende.
De Inspecteur heeft bij brief van 9 juli 2019 aangekondigd voornemens te zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV 2015 en Zvw 2015 op te leggen. In die brief kondigt de Inspecteur tevens aan een vergrijpboete op grond van artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan belanghebbende op te zullen leggen.
De Inspecteur heeft met dagtekening 24 augustus 2019 aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV 2015 en Zvw 2015 opgelegd. De navorderingsaanslag IB/PVV 2015 is naar het volgende inkomen berekend:
Pensioenuitkeringen (AOW) € 9.935
Correctie loon [naam6] B.V. € 12.000
Correctie bijtelling privégebruik auto van de zaak € 16.207
Correctie resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) € 10.158
Inkomen uit werk en woning € 48.300
Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking van dezelfde datum een vergrijpboete van € 5.315 aan belanghebbende opgelegd.
De navorderingsaanslag Zvw is opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 10.158.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen, alsmede tegen de boetebeschikking en na afwijzing daarvan beroep ingesteld bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de correctie ROW ten onrechte is aangebracht en heeft dientengevolge de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 verminderd en de navorderingsaanslag Zvw 2015 vernietigd. De Rechtbank heeft de boetebeschikking eveneens vernietigd.
De Belastingdienst heeft in een brief van 22 maart 2023 aan belanghebbende meegedeeld dat zijn gegevens waren opgenomen in het databestand FSV. Verder is in deze brief onder meer het volgende vermeld:
“Uw persoonsgegevens stonden in de FSV omdat een overheidsorganisatie uw belastinggegevens bij ons heeft opgevraagd. (…) In uw situatie stond in de FSV dat het informatieverzoek is gedaan door:
* Wij kunnen u niet vertellen welke overheidsorganisatie uw belastinggegevens heeft opgevraagd. Dit kan verschillende redenen hebben. Bijvoorbeeld omdat de naam van die organisatie niet bij de registratie in de FSV stond. Of omdat we de naam van die overheidsorganisatie niet mogen geven, in verband met de toezicht- of opsporingstaak van die organisatie.
Jaar van registratie in de FSV: 2017.
Wat gebeurt er nu?
We hebben onderzocht of de opname van uw persoonsgegevens in de FSV voor u onterechte gevolgen heeft gehad. En of wij de FSV-registratie met andere overheidsorganisaties hebben gedeeld en zo ja, met wie. We informeren u over de uitkomsten van deze onderzoeken in een volgende brief.”
Belanghebbende is tot de dag van de zitting van het Hof nog niet geïnformeerd over de uitkomst van dit onderzoek.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de bestreden navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd en of de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 – na de uitspraak van de Rechtbank - tot het juiste bedrag in stand is gebleven.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de bestreden navorderingsaanslagen en beschikkingen belastingrente.
De Inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert voor wat betreft de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en voor wat betreft de navorderingsaanslag Zvw 2015 tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.