Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4877, 23/2416
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-07-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:4877, 23/2416
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 juli 2024
- Datum publicatie
- 9 augustus 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2023:2659, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/2416
- Relevante informatie
- Art. 22 Wet WOZ, Art. 40 Wet WOZ
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Proceskostenvergoeding.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2416
uitspraakdatum: 23 juli 2024
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 8 juni 2023, nummer UTR 22/4574, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) ten aanzien van belanghebbende de waarde van de onroerende zaak [adres1] 1 te [woonplaats] voor het jaar 2022 vastgesteld op € 518.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 9 juli 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [naam1] namens belanghebbende, alsmede [naam2] en [naam3] namens de heffingsambtenaar.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase verzocht om toezending van verschillende, nader door hem benoemde stukken die ten grondslag hebben gelegen aan de onderhavige waardevaststelling.
De heffingsambtenaar heeft naar aanleiding van dit verzoek belanghebbende, naast het taxatieverslag, het gehele taxatiemodel digitaal ter beschikking gesteld. Het gaat om een groot bestand waarin onder meer kavelmodellen, woningmodellen en bijgebouwmodellen zijn opgenomen. Voorts is daarin een overzicht verstrekt van de gehanteerde vergelijkingsobjecten met de zogenoemde correctiefactoren. Abusievelijk zijn nadere details van twee van de drie gehanteerde referentiepanden niet in de bezwaarfase aan belanghebbende verstrekt. In het taxatieverslag zijn door de heffingsambtenaar de volgende referentiepanden genoemd: [adres2] 5, [adres3] 22 en [adres2] 3, alle te [woonplaats] .
Belanghebbende heeft in bezwaar een ‘woningwaarderapport’ van taxateur [naam4] overgelegd. Daarin zijn als referentiepanden opgenomen de in [woonplaats] gelegen woningen: [adres4] 65, [adres2] 3 en [adres4] 33.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
In beroep heeft belanghebbende ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde het in 2.3 bedoelde woningwaarderapport ingebracht. De Rechtbank heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld.
3 Geschil
In hoger beroep is, naar de gemachtigde ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard, louter in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten voor beroep en hoger beroep omdat de heffingsambtenaar niet aan de in artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ opgenomen verplichting tot het verstrekken van gegevens heeft voldaan. De andere in het hogerberoepschrift verwoorde grieven heeft belanghebbende ter zitting van het Hof uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. De vastgestelde waarde is evenmin in geschil.