Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-08-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5088, 22/2163
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-08-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5088, 22/2163
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 augustus 2024
- Datum publicatie
- 16 augustus 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2022:3277, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/2163
- Relevante informatie
- Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 2:1 Awb, Art. 7:3 Awb, Art. 267 VWEU
Inhoudsindicatie
BPM. Diverse formeelrechtelijke grieven.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/2163
uitspraakdatum: 6 augustus 2024
Uitspraak van de tweede meervoudige kamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 26 augustus 2022, nummer LEE 21/2980, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2024. Namens belanghebbende is verschenen A.F.M.J. Verhoeven. Namens de Inspecteur is verschenen [naam1] .
2 Vaststaande feiten
De Inspecteur heeft op 15 juni 2021 een brief van de gemachtigde van belanghebbende ontvangen waarin hij namens belanghebbende bezwaar maakt tegen de onderhavige naheffingsaanslag.
De Inspecteur heeft bij brief van 17 juni 2021 aan de gemachtigde van belanghebbende de ontvangst van het bezwaar bevestigd. In deze brief staat – voor zover hier van belang – ook het volgende.
“Ik kan uw bezwaar niet behandelen omdat het niet aan een of meer wettelijke vereisten voldoet, namelijk:
U bent niet zonder meer wettelijk bevoegd bezwaar te maken. Een schriftelijke machtiging ontbreekt. Ik stel u in de gelegenheid mij binnen vier weken na dagtekening van deze brief een recente machtiging toe te sturen.”
Bij brief van 22 juli 2021 aan de gemachtigde van belanghebbende heeft de Inspecteur nogmaals benoemd dat geen machtiging is ontvangen. De Inspecteur heeft hierbij een termijn van twee weken gegeven om alsnog een machtiging toe te zenden. De Inspecteur heeft in deze brief ook het volgende geschreven:
“Indien u niet binnen de gestelde termijn reageert, dan kan uw bezwaar op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk worden verklaard.”
De gemachtigde van belanghebbende heeft geen machtiging toegestuurd. Bij uitspraak op bezwaar van 3 september 2021 heeft de Inspecteur het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat een geldige volmacht ontbrak en dat verzuim niet is hersteld.
De Rechtbank heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld.
3 Geschil
De gemachtigde van belanghebbende heeft in hoger beroep het volgende aangevoerd:
- De nationale rechters mogen het Unierecht niet uitleggen. Uitsluitend het Hof van Justitie is daartoe bevoegd.
- De verplichting tot het overleggen van een machtiging is in strijd met het Unierecht.
- De hoorplicht is geschonden.