Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5585, 22/2200
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5585, 22/2200
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 september 2024
- Datum publicatie
- 13 september 2024
- Zaaknummer
- 22/2200
- Relevante informatie
- Art. 8 BPM, Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 110 VWEU, Art. 267 VWEU
Inhoudsindicatie
BPM. Diverse formeelrechtelijke grieven.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 22/2200
uitspraakdatum: 3 september 2024
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 8 september 2022, nummer LEE 21/2933, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Van belanghebbende is belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) geheven.
Belanghebbende heeft daartegen op 5 december 2019 bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft op 31 augustus 2021 op dat bezwaar beslist.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en vanwege overschrijding van de redelijke termijn vergoedingen van schade, proceskosten en griffierecht toegekend.
Belanghebbende heeft op 3 oktober 2022 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft op 9 augustus 2024 een pleitnota ingediend.
De Inspecteur heeft op 19 augustus 2024 een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2024. Namens belanghebbende is verschenen A.F.M.J. Verhoeven. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende heeft een vergunning als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) Zij heeft op 26 augustus 2019 voor een Audi A3 Limousine, 1.4 TFSI COD (hierna: de auto) een melding van belasting ter hoogte van € 1.134 aan BPM gedaan. Deze auto heeft volgens de melding een CO2-uitstoot van 114 gr/km. Belanghebbende heeft de afschrijving van deze auto berekend aan de hand van de handelsinkoopwaarde die is opgenomen in de koerslijst XRay. Het bedrag aan BPM is als volgt berekend:
Catalogusprijs |
€ 46.159 |
Historische BPM (CO2-uitstoot 114 gr/km, tarief 2016) |
3.504 |
Consumentenprijs (= historische nieuwprijs) |
= 49.663 |
Handelsinkoopwaarde |
€ 16.792 |
Afschrijving |
66,19% |
Historische BPM (CO2-uitstoot 114 gr/km) |
€ 3.504 |
Afschrijving (66,19%) |
-/- 2.320 |
= Verschuldigde BPM |
= 1.184 |
Extra leeftijdskorting (1,670% van € 2.984) |
-/- 50 |
pDoor belanghebbende is voldaan |
-/- € 1.134 |
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In dat verband heeft de Rechtbank overwogen dat de nationale rechters bevoegd zijn het Unierecht uit te leggen, dat het (vooraf) heffen van griffierecht niet in strijd is met het Unierecht en het griffierecht ook niet te hoog is, dat geen waardevermindering vanwege de status van ex-rental kan worden toegepast, dat terecht is uitgegaan van een CO2-uitstoot van de auto van 114 gr/km, dat bij de melding en de voldoening op aangifte door belanghebbende reeds rekening is gehouden met een extra leeftijdskorting van € 50, en dat een rentevergoeding niet aan de orde is nu geen bedrag aan BPM onverschuldigd is betaald.
Vanwege overschrijding van de redelijke termijn heeft de Rechtbank een vergoeding van immateriële schade toegekend van € 1.000. Daarin heeft de Rechtbank aanleiding gezien een vergoeding voor de in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten toe te kennen van € 1.028. Deze vergoeding is als volgt berekend:
- Bezwaar: 1 punt voor bezwaarschrift, 1 punt voor hoorzitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 269; in totaal € 269.
- Beroep: 1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759; in totaal € 759.
Verder heeft de Rechtbank een vergoeding van € 360 toegekend voor het door belanghebbende betaalde griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente die wordt berekend vanaf vier weken na de datum van de uitspraak tot aan de dag van voldoening.
3 Geschil
De gemachtigde van belanghebbende heeft in hoger beroep het volgende aangevoerd:
-
De nationale rechters – waaronder dit Hof en de Hoge Raad – mogen het Unierecht niet uitleggen. Uitsluitend het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg (hierna: Hof van Justitie) is daartoe bevoegd.
-
Het (vooraf) heffen van griffierecht is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming.
-
Voor het bepalen van de waarde van de auto moet worden uitgegaan van de waarde van een personenauto die een verhuurverleden heeft.
-
Voor de hoogte van de verschuldigde BPM is niet de CO2-uitstoot (114 gr/km) van de te registreren auto bepalend, maar de lagere CO2-uitstoot (109 gr/km) van de vergelijkbare auto uit de koerslijst.
-
De regeling van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), waarbij de proceskostenvergoeding in beginsel een forfaitair karakter heeft, is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming.
-
De Rechtbank is voor de bezwaarkostenvergoeding ten onrechte uitgegaan van de ‘lage’ puntwaarde in bezwaar (HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060).
Belanghebbende heeft ter zitting zijn grief over de onjuist berekende leeftijdskorting ingetrokken.