Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6136, 22/1736

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6136, 22/1736

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 oktober 2024
Datum publicatie
11 oktober 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:6136
Zaaknummer
22/1736
Relevante informatie
Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 19a BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM, Art. 1:3 Awb, Art. 110 VWEU

Inhoudsindicatie

BPM. Vermindering (afschrijving).

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/1736

uitspraakdatum: 1 oktober 2024

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 22 juni 2022, nummer AWB 21/1936, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 2.654. Daarbij is € 17 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft op 13 oktober 2020 daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft in zijn uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De Rechtbank heeft dit beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Beide partijen hebben een nader stuk ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2024. Namens belanghebbende is [naam1] verschenen. Namens de Inspecteur zijn [naam2] en [naam3] verschenen.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 1 december 2018 in Duitsland een Volvo V40 Cross Country 2.0 AWD Summum (hierna: de auto) gekocht voor € 11.500.

2.2.

De RDW heeft op 12 april 2019 aan de auto een zogenoemde Wachten op keuren-status (WOK-status) gegeven, hetgeen betekent dat de auto zodanig ernstig was beschadigd dat daarmee niet mocht worden deelgenomen aan het verkeer in Nederland.

2.3.

Belanghebbende heeft op 23 april 2019 voor de auto op aangifte een bedrag van € 343 aan BPM voldaan.

2.4.

De Inspecteur heeft belanghebbende uitgenodigd om de auto te tonen bij Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). Belanghebbende is daar niet verschenen. DRZ heeft met dagtekening 13 mei 2019 een taxatierapport opgesteld op basis van ‘no show’ en de bij haar bekende gegevens. DRZ heeft geen waardevermindering wegens schade in aanmerking genomen.

2.5.

De RDW heeft de auto op 12 juli 2019 opnieuw gekeurd en vervolgens de aan de auto gegeven WOK-status opgeheven.

2.6.

De Inspecteur heeft mede op basis van voornoemd DRZ-rapport de naheffingsaanslag BPM opgelegd. Aangezien de op basis van dat rapport berekende afschrijving van 69,17% minder bedraagt dan de (forfaitaire) afschrijving aan de hand van de afschrijvingstabel (75,58%), heeft de Inspecteur laatstgenoemd afschrijvingspercentage gehanteerd. De Inspecteur heeft de volgende naheffingsaanslag BPM opgelegd:

Consumentenprijs (= historische nieuwprijs)

€ 44.630

Handelsinkoopwaarde

€ 13.758

Afschrijving

69,17%

Afschrijving volgens afschrijvingstabel

75,58%

Historische BPM (CO2-uitstoot 187 gr/km)

€ 12.273

Afschrijving (75,58%)

-/- € 9.276

= Verschuldigde BPM

€ 2.997

Door belanghebbende is betaald op aangifte

-/- € 343

Naheffingsaanslag

€ 2.654

2.7.

De Rechtbank heeft overwogen dat de auto ten tijde van het doen van de aangifte een WOK-status had, dat de auto daarom essentiële gebreken vertoonde en dat artikel 8, lid 3, Uitvoeringsregeling BPM meebrengt dat in dat geval BPM moet worden voldaan zonder toepassing van de in artikel 10 Wet BPM bedoelde afschrijving. Nu de Inspecteur de verschuldigde BPM met toepassing van een tabelafschrijving van 75,58% heeft berekend, is de naheffingsaanslag niet te hoog vastgesteld, aldus de Rechtbank.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Belanghebbende betoogt in hoger beroep dat:

i. i) gelet op het kennisgroepstandpunt KG:013:2022:5, hij erop mag vertrouwen dat in de onderhavige zaak, waarin de auto ten tijde van de aangifte een WOK-status heeft, toch een taxatierapport mag worden gebruikt om de afschrijving vast te stellen;

ii) de handelsinkoopwaarde (volgens de koerslijst Eurotaxglass) moet worden verminderd met € 1.922 vanwege de markt- en dealersituatie.

iii) de handelsinkoopwaarde moet worden verminderd met € 2.000 vanwege het schadeverleden;

iv) de handelsinkoopwaarde moet worden verminderd met € 10.654 wegens schade; en

v) wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep een schadevergoeding moet worden toegekend.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur en primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag en subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing