Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6139, 23/1033
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6139, 23/1033
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2024
- Datum publicatie
- 11 oktober 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2023:741, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/1033
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 18 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 8:42 Awb
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling restaurant en bedrijfswoning.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/1033
uitspraakdatum: 1 oktober 2024
Uitspraak van de drieëntwintigste enkelvoudige kamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
en het incidentele hoger beroep van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 22 februari 2023, nummer UTR 22/3778.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 153 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021 vastgesteld op € 796.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De heffingsambtenaar heeft op 4 september 2023 pro forma incidenteel hoger beroep ingesteld en dit op 12 september 2023weer ingetrokken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] en taxateur [naam3] .
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een vrijstaand restaurant met een oppervlakte van 204 m2, verschillende magazijnen van in totaal 178 m2, een parkeerterrein van 750 m2 alsmede een bedrijfswoning van 177 m2.
De bedrijfswoning wordt gebruikt binnen de onderneming van belanghebbende.
De onroerende zaak is op 10 februari 2020 door belanghebbende gekocht voor € 800.000.
3 Geschil
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende zijn algemeen geformuleerde grieven in zijn hogerberoepschrift uitdrukkelijk en ondubbelzinnig laten varen. In hoger beroep is in geschil of de waarde van de onroerende per de waardepeildatum niet te hoog is vastgesteld en of de heffingsambtenaar alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd.
Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend en bepleit een waarde van € 629.000. De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag bevestigend en staat de beschikte waarde voor.
Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende het verzoek om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn op de grond dat de redelijke termijn voor de gecombineerde bezwaar- en beroepsfase korter dan twee jaar zou moeten zijn uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.