Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6432, 23/2340
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6432, 23/2340
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2024
- Datum publicatie
- 25 oktober 2024
- Annotator
- Zaaknummer
- 23/2340
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 30a Wet WOZ
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling winkelpand.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2340
uitspraakdatum: 15 oktober 2024
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 21 juni 2023, nummer UTR 22/455 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres1] 19 te [plaats1] (hierna: het winkelpand), per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021 vastgesteld op € 3.515.000. Daarbij heeft de heffingsambtenaar voorts een aanslag in de onroerendezaakbelasting aan belanghebbende opgelegd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. D.A.N. Bartels als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is gebruiker van het winkelpand met de volgende objectkenmerken:
Locatie |
[naam2] |
Bouwjaar |
2017 |
vloeroppervlakte |
1063 m2 |
Kavel |
370 m2 |
Het bezwaar tegen de beschikking en de aanslag is door belanghebbende op 3 maart 2021 ingediend. Bij uitspraak op bezwaar van 13 december 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 21 juni 2023 heeft de Rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (hierna: VIS) afgewezen.
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil of de waarde van het winkelpand per waardepeildatum 1 januari 2020 te hoog is vastgesteld. Voorts is in geschil of de Rechtbank terecht het verzoek om toekenning van een VIS heeft afgewezen. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en bepleit een waarde van € 1.199.000. De tweede vraag beantwoordt belanghebbende ontkennend. De heffingsambtenaar beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.