Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6950, 23/1255 t/m 23/1260
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6950, 23/1255 t/m 23/1260
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 november 2024
- Datum publicatie
- 22 november 2024
- Annotator
- Zaaknummer
- 23/1255 t/m 23/1260
- Relevante informatie
- Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 267 VWEU
Inhoudsindicatie
Belastingrente. Teruggaaf BPM.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 23/1255 tot en met 23/1260
uitspraakdatum: 12 november 2024
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V. (rechtsopvolger van [naam1 ] ) te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
alsmede het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 22 maart 2023, nummers AWB 21/2258, 21/2765 en 23/568 tot en met 23/571, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur
en de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid; hierna: de Minister)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft ten aanzien van belanghebbende bij meerdere beschikkingen belastingrente vastgesteld vanwege de teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM).
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft op de bezwaren uitspraken gedaan.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld. De Rechtbank heeft op dit beroep beslist.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep is gemotiveerd bij brief van 1 september 2023. Deze motivering heeft betrekking op alle zaken die zijn genoemd in aangehechte lijst (hierna: cluster 2a).
De Inspecteur heeft op 22 september 2023 een verweerschrift ingediend in reactie op het hogerberoepschrift van belanghebbende en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft op 4 oktober 2023 gereageerd op het incidenteel hoger beroep.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 4 maart 2024. Namens belanghebbende is verschenen A.F.M.J. Verhoeven. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] en [naam3] . Met instemming van partijen zijn de zaken die behoren tot cluster 2a gezamenlijk behandeld. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Rechtbank: AWB 21/2258)
In deze zaak is BPM op aangifte voldaan voor een Audi A4. Bij uitspraak op bezwaar van 4 oktober 2019 heeft de Inspecteur een teruggaaf vastgesteld van € 2.586 vanwege het gebruik van een koerslijst met BTW-auto’s en de toepassing van de 12%-regeling. De Inspecteur heeft bij beschikking van 24 oktober 2019 over deze teruggaaf vervolgens belastingrente vastgesteld van € 727.
Rechtbank: AWB 21/2765)
In deze zaak is BPM op aangifte voldaan voor een Opel Zafira. Daarnaast is op een naheffingsaanslag een bedrag aan BPM betaald van € 453. Bij uitspraak op bezwaar van 4 oktober 2019 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag op formeelrechtelijke gronden vernietigd. Daarnaast is het bezwaar tegen de voldoening gegrond verklaard vanwege het gebruik van een koerslijst met BTW-auto’s. De Inspecteur heeft de terugbetaling vastgesteld op € 1.019. De Inspecteur heeft hierover bij beschikking van 24 oktober 2019 belastingrente vastgesteld van € 316.
Rechtbank: AWB 23/568)
In deze zaak is BPM op aangifte voldaan voor een BMW 520d Sport. Bij uitspraak op bezwaar van 4 oktober 2019 heeft de Inspecteur een teruggaaf vastgesteld van € 1.633 vanwege het gebruik van een koerslijst met BTW-auto’s. De Inspecteur heeft bij beschikking van 28 oktober 2019 hierover belastingrente vastgesteld van € 461.
Rechtbank: AWB 23/569)
In deze zaak is BPM op aangifte voldaan voor een Volkswagen Bora. Bij uitspraak op bezwaar van 4 oktober 2019 heeft de Inspecteur een teruggaaf vastgesteld van € 11 vanwege een gunstiger tussengelegen tarief. De Inspecteur heeft bij beschikking van 29 oktober 2019 hierover belastingrente vastgesteld van € 4.
Rechtbank: AWB 23/570)
In deze zaak is BPM op aangifte voldaan voor een Audi Q5. Bij uitspraak van de Rechtbank van 4 oktober 2019 heeft de Inspecteur een teruggaaf vastgesteld van € 1.835 omdat recht bestond op extra leeftijdskorting. De Inspecteur heeft bij beschikking van 29 oktober 2019 de belastingrente hierover vastgesteld op € 569.
Rechtbank: AWB 23/571)
In deze zaak is BPM op aangifte voldaan voor een Audi Q5. Daarnaast is op een naheffingsaanslag een bedrag aan BPM betaald van € 2.315. Bij uitspraak op bezwaar van 2 oktober 2019 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag op formele gronden vernietigd. Daarnaast is het bezwaar tegen de voldoening gegrond verklaard vanwege het gebruik van een koerslijst met BTW-auto’s en omdat recht bestond op extra leeftijdskorting. De Inspecteur heeft de terugbetaling vastgesteld op € 4.843. De Inspecteur heeft bij beschikking van 30 oktober 2019 hierover belastingrente vastgesteld van € 1.357.
De Rechtbank heeft het beroep in de zaken AWB 21/2258, 21/2765, 23/568, 23/570 en 23/571 gegrond verklaard, de rentebeschikkingen in die zaken verhoogd tot bedragen van € 1.056, € 464, € 656, € 835 en € 1.932, de Inspecteur gelast aan belanghebbende het door belanghebbende in die zaken betaalde griffierecht te vergoeden, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 300, en het beroep in zaak AWB 21/569 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het verzoek van belanghebbende om toekenning van een vergoeding voor geleden immateriële schade afgewezen.
3 Geschil
De gemachtigde van belanghebbende heeft in hoger beroep het volgende aangevoerd:
a. De nationale rechters – waaronder dit Hof en de Hoge Raad – mogen het Unierecht niet uitleggen. Uitsluitend het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg (hierna: Hof van Justitie) is daartoe bevoegd.
b. Het (vooraf) heffen van griffierecht is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming.
c. Indien de Inspecteur het betaalde griffierecht dient te vergoeden, moet rente worden vergoed over de periode vanaf het moment waarop het griffierecht is betaald.
d. De beschikking belastingrente is onjuist vastgesteld.
e. De overschrijding van de redelijke termijn dient tot een immateriëleschadevergoeding te leiden.
f. De regeling van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), waarbij de proceskostenvergoeding in beginsel een forfaitair karakter heeft, is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming.