Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7355, 23/2509
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7355, 23/2509
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 november 2024
- Datum publicatie
- 6 december 2024
- Annotator
- Zaaknummer
- 23/2509
- Relevante informatie
- Art. 22 Wet WOZ
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Vergoeding immateriële schade.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2509
uitspraakdatum: 26 november 2024
Uitspraak van de drieëntwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) van 26 mei 2023, nummer ZWO 22/309, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Kampen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021 vastgesteld op € 360.000. Tegelijk met deze beschikking heeft de heffingsambtenaar voor dat jaar aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd.
Belanghebbende is in bezwaar gekomen tegen de beschikking. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ambtshalve beoordeeld en ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] .
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ontvangen op 28 april 2021 en op 28 december 2021 uitspraak op bezwaar gedaan.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn toegekend.
3 Geschil
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.
Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende het beroep tegen het oordeel van de Rechtbank dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. Voorts heeft de belanghebbende zijn algemeen geformuleerde grieven in zijn hogerberoepschrift uitdrukkelijk en ondubbelzinnig laten varen.