Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-12-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7637, 23/121 en 23/122
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-12-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7637, 23/121 en 23/122
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 december 2024
- Datum publicatie
- 20 december 2024
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2022:7332, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/121 en 23/122
- Relevante informatie
- Art. 3.20 Wet IB 2001, Art. 3.30 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Diverse correcties winst uit onderneming.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 23/121 en 23/122
uitspraakdatum: 10 december 2024
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 20 december 2022, nummers AWB 21/2454 en 21/2455, ECLI:NL:RBGEL:2022:7332, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.772. Daarbij is een beschikking belastingrente afgegeven. Verder is aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd. Ook daarbij is een beschikking belastingrente afgegeven. Na verrekening van een eerdere voorlopige aanslag en rekening houdend met de in rekening gebrachte belastingrente van € 87 bedraagt het op de navorderingsaanslag Zvw te betalen bedrag € 774.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslagen verminderd tot, naar het Hof begrijpt, een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.586 en een bijdrage-inkomen van € 34.234 en de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A.P. Flinterman, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] , [naam2] , [naam3] en [naam4] namens de Inspecteur. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers 23/120, 23/123, 23/124 en 23/1339. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende en zijn vrouw drijven een bloemenhandel. De bloemenhandel is een onderneming voor de inkomstenbelasting. De onderneming wordt gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de vof).
De vof is opgericht op 1 januari 1998. Belanghebbende en zijn vader stonden vanaf het begin ingeschreven als vennoot in de vof. De moeder van belanghebbende is in 2006 toegetreden. Beide ouders van belanghebbende zijn tot hun overlijden [in] 2015 en [in] 2016 vennoot in de vof gebleven. De vrouw van belanghebbende (hierna ook: de vrouw) is op 1 januari 2010 als vennoot toegetreden tot de vof. De zoon van belanghebbende, geboren in het jaar 2000 (hierna ook: de zoon), stond vanaf 1 maart 2016 tot en met 26 oktober 2017 bij de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven als vennoot in de vof.
Belanghebbende, de vrouw en de zoon hebben in hun aangiften IB/PVV 2016 winst uit onderneming aangegeven van € 32.793 (belanghebbende), € 30.000 (de vrouw) en € 1.200 (de zoon). Het saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning dat door belanghebbende en de vrouw is aangegeven bedraagt € 7.297 negatief. Hiervan is een bedrag van € 3.648 aan belanghebbende toegerekend en een bedrag van € 3.649 aan de vrouw.
De Inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 van de vof en de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting van de vennoten over 2016. Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn de volgende correcties op de winst aangebracht:
a. Onderdeel van de fiscale jaarwinst is een bijtelling privégebruik auto. De bijtelling privégebruik auto is bij de winstverdeling door de adviseur volledig toegerekend aan belanghebbende. De Inspecteur heeft het bedrag van de bijtelling met € 361 verhoogd.
b. De desbetreffende bedrijfsauto (de bedrijfsauto) is een Nissan X-Trail die op basis van een financial leasecontract is aangeschaft op 19 juli 2016. In de zestig maandelijkse leasetermijnen is in totaal een rentevergoeding van € 4.285,40 begrepen. In 2016 is een bedrag van € 875,12 aan rentekosten ten laste van de winst van de vof gebracht, welke kosten de Inspecteur niet in aftrek heeft toegelaten.
c. Op de winst van de vof is in 2016 een bedrag aan huurkosten in aftrek gebracht van € 8.148. Het zou gaan om kosten voor de huur van een loods aan de [adres] , te [woonplaats] (de loods). De Inspecteur heeft dit bedrag niet in aftrek toegelaten.
d. In 2016 is een bedrag aan afschrijving ten laste van de winst van de vof gebracht. Deze afschrijvingskosten hebben onder meer betrekking op goodwill. Dit betreft een bedrag van (10% x € 36.181 = (afgerond)) € 3.618. Verder zijn afschrijvingskosten voor een standplaatswagen en voor een koelcel van in totaal € 6.023 in aftrek gebracht. In verband met de verkrijging van de goodwill, de standplaatswagen en de koelcel heeft belanghebbende een investeringsaftrek toegepast. De Inspecteur heeft de afschrijvingskosten en de investeringsaftrek niet in aftrek toegelaten.
e. In het jaar 2016 zijn kosten ten laste van de winst van de vof gebracht met in het grootboek van de vof de omschrijving “ [naam5] ” en “ [naam6] ”. Het gaat om een bedrag van € 7.815. De Inspecteur heeft dit bedrag niet in aftrek toegelaten.
f. Er is op de balans van de vof een voorziening gevormd. In 2016 is € 5.000 aan deze voorziening gedoteerd. De Inspecteur heeft dit bedrag niet in aftrek toegelaten.
Naar aanleiding van bovenstaande correcties is de winst van de vof met € 28.659 gecorrigeerd. Een bedrag van € 361 (privégebruik auto) heeft de Inspecteur volledig aan belanghebbende toegerekend. De resterende correctie is voor 50%, ofwel € 14.149, toegerekend aan belanghebbende, en voor 50% aan de vrouw.
Nadat de Inspecteur de conceptrapporten van de boekenonderzoeken aan belanghebbende, de vrouw en de zoon had toegezonden, heeft de zoon een herziene aangifte IB/PVV 2016 ingediend. In de herziene aangifte heeft de zoon een winst van € 12.000 aangegeven. De Inspecteur heeft de herziene aangifte van de zoon niet geaccepteerd, noch als herzien winstaandeel (en derhalve ook niet een dienovereenkomstige verlaging van de winstaandelen van belanghebbende en de vrouw), noch als kosten voor de vof (en derhalve ook niet een dienovereenkomstige verlaging van de winst van de vof).
De Inspecteur heeft met dagtekening 7 november 2020 navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2016 aan belanghebbende opgelegd overeenkomstig het rapport van het boekenonderzoek naar een gecorrigeerde winst uit onderneming (vóór ondernemersaftrek) van € 47.303. Op dat bedrag zijn een zelfstandigenaftrek van € 7.280 en een MKB-winstvrijstelling van 14% in mindering gebracht. De belastbare winst uit onderneming komt daarmee uit op € 34.420. De navorderingsaanslagen zijn opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.722 en een bijdrage-inkomen van € 34.420.
3 Geschil
In geschil zijn de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw die aan belanghebbende zijn opgelegd. Meer specifiek verschillen partijen van mening over het antwoord op de volgende vragen:
Stelt de Inspecteur zich terecht op het standpunt dat een bijtelling vanwege privégebruik van de bedrijfsauto moet plaatsvinden?
Tot welk bedrag moeten huurkosten in aftrek worden toegelaten?
Moeten de afschrijvingskosten in aftrek worden toegelaten?
Moet een investeringsaftrek worden toegepast?
Moeten uitgaven die verband houden met paardenraces in aftrek worden toegelaten?
Moet de winst van de vof met € 10.800 (€ 12.000 minus € 1.200) worden verlaagd in verband met de door de zoon verrichte werkzaamheden?