Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-04-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2135, 24/595

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-04-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2135, 24/595

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 april 2025
Datum publicatie
18 april 2025
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:2135
Formele relaties
Zaaknummer
24/595
Relevante informatie
Art. 229 Gemw, Art. 115 Wschw

Inhoudsindicatie

Leges. Aanvraag watervergunning. Opbrengstlimiet.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 24/595

uitspraakdatum: 8 april 2025

Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van Waterschap Rivierenland (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 februari 2024, nummer ARN 22/5375, ECLI:NL:RBGEL:2024:607, in het geding tussen de heffingsambtenaar en

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 27 juni 2022 een aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 50.000 in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag voor een watervergunning.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de aanslag vernietigd. Daarbij is beslist dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende de proceskosten (€ 1.185) en het griffierecht (€ 365) vergoedt.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben binnen de gestelde termijn van twee weken daarop niet gereageerd. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend voor een watervergunning op basis van de Keur Waterschap Rivierenland 2014 ter zake van een bouwplan dat voorzag in de sloop van een bestaand gebouw en de nieuwbouw van zorgappartementen in de beschermingszone van de primaire waterkering ter plaatse van [adres] te [plaats1] . De opgegeven bouwsom voor de werkzaamheden is € 2.000.000. Op 28 juni 2022 heeft het college van dijkgraaf en heemraden voor dit bouwplan de gevraagde vergunning verleend.

2.2.

Met dagtekening 27 juni 2022 heeft de heffingsambtenaar, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen uit de Legesverordening Waterschap Rivierenland 2022 (de legesverordening), de onderhavige aanslag aan belanghebbende opgelegd.

2.3.

Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd.

2.4.

De Rechtbank heeft het beroep hiertegen gegrond verklaard en zowel de uitspraak op bezwaar als de aanslag vernietigd. Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de heffingsambtenaar niet naar vermogen de door belanghebbende gezaaide twijfel over de ramingen weggenomen. Volgens de Rechtbank leidt dit ertoe dat niet kan worden vastgesteld dat de opbrengstlimiet niet is overschreden. Op grond daarvan heeft de Rechtbank de Legesverordening onverbindend verklaard.

3 Geschil

In hoger beroep is de verbindendheid van de legesverordening in geschil en, in het bijzonder, of de opbrengstlimiet als bedoeld in artikel 115, lid 3, van de Waterschapswet is overschreden.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing