Home

Gerechtshof Arnhem, 22-05-1996, AV7862, 94/1882

Gerechtshof Arnhem, 22-05-1996, AV7862, 94/1882

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
22 mei 1996
Datum publicatie
4 april 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARN:1996:AV7862
Zaaknummer
94/1882
Relevante informatie
3.11 IB, 5.7 IB

Uitspraak

Het Gerechtshof enz.;

Gezien het beroepschrift van X te Z, ingekomen op 11 november 1994 en gericht tegen de uitspraak d.d 10 oktober 1994 van de inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen te P op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1990 opgelegde aanslag in deinkomstenbelasting/premie volksverzekeringen;

Gezien de overige stukken, waaronder de door belanghebbendes gemachtigde overgelegde notities van zijn bij de mondelinge behandeling gehouden pleidooi welke als in deze uitspraak ingelast moeten worden beschouwd;

Gehoord ter zitting van24 april 1996 te Arnhem A, belastingadviseur, kantoor houdende te Y, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede de inspecteur voornoemd en, tot diens bijstand B.

Overwegende, dat bij de uitspraak, waarvan beroep, de bovenvermelde aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen van f 77.406 met inachtneming van een belastingvrije som van f 4.568;

Overwegende, dat belanghebbende in beroep vermindering van de aanslag verzoekt tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van f 52.856 met inachtneming van een belastingvrije som van f 4.568, terwijl de inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak;

Overwegende, dat op grond van de stukken en het ter zitting verhandelde het volgende als voor dit geding vaststaand kan worden aangemerkt:

1.1. Belanghebbende exploiteert in de vorm van een eenmansonderneming een kwekerij van kerststerrenen groenten.

1.2. In de tot belanghebbendes privévermogen behorende tuin bij zijn woning stonden sinds de jaren zestig, ter afscheiding van de kassen en het naburige erf, ongeveer twaalf oude, acht meter hoge, kronkelwilgen.

1.3. In 1989, 1990 en 1991 heeft belanghebbende wilgetakken als paastakken verkocht aan het warenhuis C. De opbrengst van de verkoop van de takken bedroeg respectievelijk f 10.074, f 24.550 en f 39.352.

1.4. Belanghebbende heeft in de loop van 1991 25 nieuwe wilgebomen aangeplant op een eveneens tot zijn privévermogen behorend stuk grond naast de kas. De oude bomen heeft hij, op drie na, gekapt en vervangen door 24 hazelaars. Zowel van de nieuwe wilgen als van de hazelaars worden nu takken verkocht;

Overwegende, dat het tussen partijen bestaande geschil de vraag betreft of de met de verkoop van wilgetakken behaalde opbrengst in beginsel moet worden gerekend tot belanghebbendes winst uit onderneming dan wel inkomsten uit arbeid en, zo ja, of de opbrengst valt onder de voordelen uit bosbedrijf welke ingevolge het bepaalde in artikel 8, lid 1, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) niet tot de winst behoren;

Overwegende, dat de door partijen voor hun standpunten aangevoerde gronden in de stukken zijn vermeld en dat daaraan ter zitting - afgezien van hetgeen onder de vaststaande feiten is opgenomen - nog het volgende, zakelijk weergegeven, is toegevoegd:

Namens belanghebbende:

2.1. De oude bomen zijn destijds geplant als erfafscheiding, niet met het oog op het behalen van een voordeel. Toen de gelegenheid voordeel te behalen zich voordeed heeft belanghebbende die aangegrepen.

2.2. Belanghebbende verwachtte van jonge bomen meeropbrengst. Daarom heeft hij de oude bomen vervangen.

2.3. Het was niet zo dat de (biologische) levensduur van de oude bomen werd bekort door het snijden van de takken.

2.4. Na 1991 handelt belanghebbende ook in takken en rekent hij alles tot zijn winst uit onderneming.

Door de inspecteur:

3.1. De wetgever heeft niet bedoeld dit soortopbrengsten vrij te stellen. Deze vorm van exploitatie ligt in het verlengde van exploitatie van hakhout;

Overwegende omtrent het geschil:

4.1. Gezien de aard van belanghebbendes onderneming en de omstandigheden van dit geval, behoren de opbrengsten welke belanghebbende heeft behaald met het snijden en verkopen van wilgetakken in beginsel tot zijn winst uit onderneming. Hieraan doet niet af dat de (oude) bomen tot zijn privévermogen behoorden. Het hof acht aannemelijk dat de normale bedrijfsuitoefening belanghebbende in staat heeft gesteld de onderhavige voordelen te behalen. Voor zover niet sprake is van winst uit onderneming, is sprake van inkomsten uit arbeid omdat het snijden van de wilgetakken plaats vond met het oogmerk voordeel te behalen.

4.2. Gezien de parlementaire geschiedenis van de bosbouw vrijstelling vielen de oude kronkelwilgen onder het begrip bos waarop die regeling het oog heeft.

4.3. Het hof is van oordeel dat van de uitoefening van een bosbedrijf reeds kan worden gesproken indien bij de exploitant het intact houden van het op zijn terrein staande opgaand hout op de voorgrond staat, hetgeen in het algemeen kan worden aangenomen indien niet meer wordt gekapt dan een normaal bosbeheer meebrengt en het kappen zo nodig door herbeplanting wordt gevolgd.

4.4. Het hof is van oordeel dat belanghebbende door het snijden van wilgetakken niet in strijd is gekomen met de hiervoor geformuleerde eis van intacthouding van het opgaand hout. De inspecteur maakt het tegendeel niet aannemelijk.

4.5. Aan de toepassing van de bosbouwvrijstellingstaat niet in de weg dat het weghalen van de wilgetakken niet gebeurde ter instandhouding van de houtopstand of om esthetische redenen, maar louter met het oog op de te verkrijgen opbrengsten. Het snijden en verkopen van takken valt nog onder ‘bosbedrijf’ (anders dan het door de inspecteur ter vergelijking genoemde oogsten van appels, wat als fruitteelt pleegt te worden aangeduid).

4.6. Van exploitatie van hakhout is in dit geval geen sprake. Voor een analoge toepassing van deze uitzondering op de bosbouwvrijstelling op het snijden en verkopen van wilgetakken vindt het hof geen aanleiding.

4.7. Het beroep van belanghebbende is gegrond.

4.8. Het hof berekent belanghebbendes proceskosten op 2 x f 710 x 1,5 ofwel f 2.130 (voortwee samenhangende zaken);

Recht doende:

Vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

Vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van f 52.856 met inachtneming van een belastingvrije som van f 4.568;

Veroordeelt de Staat der Nederlanden aan belanghebbende f 2.130 aan proceskosten te vergoeden;

Gelast de inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van f 75 te vergoeden.