Home

Gerechtshof Arnhem, 27-09-2001, AD4453, 99/3652

Gerechtshof Arnhem, 27-09-2001, AD4453, 99/3652

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
27 september 2001
Datum publicatie
11 oktober 2001
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2001:AD4453
Formele relaties
Zaaknummer
99/3652

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

WS

Gerechtshof Arnhem

zevende enkelvoudige belastingkamer

nummer 99/3652

U i t s p r a a k

op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Enschede (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1998 opgelegde aanslag in het marktgeld.

1. Aanslag en bezwaar

1.1. De aanslag bedraagt ¦ 3 510 en is, met een nota voor ‘4,000 stuks verbruik electra’ à ¦ 31,20 ofwel ¦ 124,80, met een gevorderd bedrag van ¦ 20,- aan ‘Aanmaningskosten’ en een van ¦ 195,- aan ‘Dwangbevelkosten’ verenigd op één biljet genummerd 36801151 en gedagtekend 1 januari 1998.

1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de ambtenaar bij uitspraak van 11 november 1999 de aanslag gehandhaafd.

2. Geding voor het hof

2.1. Het beroepschrift is ingediend bij de ambtenaar en, na doorzending door deze, ter grif_e

ontvangen op 22 december 1999.

2.2. Tot de stukken van het geding behoren het verweerschrift en de daarin genoemde bijlagen.

2.3. Bij het onderzoek ter zitting op 19 september 2001 te Arnhem zijn gehoord belanghebbende en de ambtenaar.

3. Conclusies van partijen

3.1. Belanghebbende verzoekt, na aanvulling van zijn standpunt ter zitting, om vernietiging dan wel vermindering van de aanslag.

3.2. De ambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. De vaststaande feiten

4.1. Belanghebbende is sinds 40 jaren marktkoopman.

4.2. Hij had in 1998 een vaste plaats op de dinsdagse warenmarkt op het H.J. van Heek-plein te Enschede voor een standplaats met een frontbreedte van 18 meter.

4.3. Hij is geen lid van de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel (CVAH).

5. Het geschil en de standpunten van partijen

5.1. Partijen houdt verdeeld, of het geheven marktgeld mag dienen tot dekking van kosten voor reclame-activiteiten, wat belanghebbende betwist doch de ambtenaar verdedigt.

5.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.

5.3. Daaraan is mondeling, behalve de inhoud van de voormelde pleitnotities, toegevoegd - zakelijk weergegeven -

5.3.1. door belanghebbende:

5.3.1.1. Hij is al 40 jaar marktkoopman.

5.3.1.2. Hij is lid geweest van de gemeenteraad van Enschede.

5.3.1.3. Hij heeft problemen met de door hem niet gewenste reclame-activiteiten die de gemeente slechts ontplooit op aandrang van de CVAH, waarvan driekwart van de marktkooplieden in Nederland geen lid is.

5.3.1.4. Hij stelt het aandeel van de reclamekosten in de aanslag op ¦ 300 à ¦ 500 maar verzoekt om vernietiging daarvan.

5.3.2. en namens de ambtenaar:

5.3.2.1. Het onderhavige marktgeld is primair een gemengde genots- en gebruiksretributie, subsidiair enkel een gebruiksretributie.

5.3.2.2. De geraamde opbrengst van de marktgelden is kleiner dan de geraamde lasten van de marktexploitatie, ook als de reclame-activiteiten buiten beschouwing blijven.

5.3.2.3. Meer subsidiair neemt hij het standpunt in dat het tarief verbindend is en wijst daartoe op wat artikel 5, tweede lid, van de Verordening marktgelden en standplaatsrechten 1998 (hierna: de Verordening) bepaalt.

6. Beoordeling vooreerst ambtshalve

6.1. De Verordening is vastgesteld bij raadsbesluit van 18 november 1997. De aanhef hiervan luidt, voor zover hier van belang:

‘De Raad van de gemeente Enschede

gelezen het voorstel (...),

gelet op artikel 228 en artikel 229, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet’.

6.2. Van de Verordening luiden de artikelen 1, 3, 5 en 11, voor zover hier van belang:

‘Hoofdstuk I

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

a marktgelden;

b precariobelasting voor het hebben van een standplaats (standplaatsrechten).

Hoofdstuk II

Marktgelden

Artikel 2 (...)

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam marktgelden worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, bestaande uit het ter beschikking stellen van een standplaats voor het uitoefenen van de markthandel en daarmee verband houdende handelingen en/of het gebruik van verstrekte hulpmiddelen.

Artikel 5 Tarieven

1 Het recht voor een ter beschikking gestelde standplaats bedraagt per strekkende meter frontbreedte of gedeelte daarvan:

a voor de dinsdagmarkt en de zaterdagmarkt op het H.J. van Heek-plein (...) per dag of gedeelte daarvan voor

1 een vaste plaats ¦ 3,75 (...)

2 Het recht als bedoeld in dit artikel, lid 1, wordt verhoogd met: ¦ 0,60 (...) per tl-armatuur c.q. per 80 Watt van andere elektrische apparatuur;

(...)

Hoofdstuk III

Standplaatsrechten

Artikel 10 (...)

Artikel 11 Belastbaar feit

Voor het hebben van een standplaats op de marktterreinen buiten de uren dat deze deze terreinen voor het houden van de markt worden gebruikt of elders in de gemeente op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond wordt precariobelasting geheven.’

6.3. In artikel 3 van de Verordening zijn marktgelden omschreven als rechten ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, derhalve als rechten in de zin van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet. Zodanig genot omvat niet het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen in de zin van onderdeel a van die wetsbepaling.

6.4. De ‘hulpmiddelen’ waarop het slot van artikel 3 voormeld ziet, kunnen niet de ter beschikking gestelde standplaats zelf omvatten, alleen al daar aan hun omschrijving het bestanddeel ‘voor de openbare dienst bestemde’ ontbreekt. In het als meer subsidiair geformuleerde verweer wijst de ambtenaar nog op artikel 5, tweede lid, van de Verordening. Voor zover hij hiermee wil betogen dat een aldaar bedoelde tl-armatuur en andere elektrische apparatuur onder de in artikel 3 genoemde hulpmiddelen (kunnen) vallen, miskent dit verweer, dat volgens het genoemde tweede lid die armatuur en apparatuur geen (voor de openbare dienst bestemde) gemeentebezittingen behoeven te zijn. Het onder 5.3.2.3 weergegeven verweer van de ambtenaar faalt reeds daarom.

6.5. Artikel 3 voormeld biedt derhalve geen grondslag voor het heffen van marktgelden ter zake van het gebruik van een gedeelte van het H.J. van Heekplein voor een standplaats op de aldaar gehouden dinsdag- en/of zaterdagmarkt. Daaraan doet hetgeen namens de ambtenaar is opgemerkt over de geraamde baten en lasten (weergegeven onder 5.3.2.2) niet af. Nu het aanslagbiljet ‘marktgeld’ vermeldt, kan de vraag of dit rechtmatig als precariobelasting zou kunnen zij geheven, blijven rusten.

6.6. Uit het vorenoverwogene volgt dat de aanslag niet in stand kan blijven.

6.7. Ten overvloede overweegt het hof over de grieven van belanghebbende het volgende.

6.8. In het arrest van de Hoge Raad van 15 februari 1995, nr. 30 171 (BNB 1995/106*), is geoordeeld, dat kosten van reclame-activiteiten, die door de plaatselijke afdeling van de CVAH in samenwerking met een commissie van standplaatshouders en de marktmeester werden gecoördineerd ter bevordering van in het centrum van Almelo te houden markten, niet kunnen worden aangemerkt als kosten van beheer, toe te rekenen aan het gebruik dat van het marktterrein wordt gemaakt door het innemen van een stand- of staanplaats.

6.9. Dienovereenkomstig kunnen kosten van reclame-activiteiten evenmin worden aangemerkt als kosten van de voormelde ‘diensten’, toe te rekenen aan degene die van de terbeschikkingstelling van de standplaats het ‘genot’ heeft.

7. Slotsom

Het beroep is gegrond.

8. Proceskosten

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op zijn reiskosten, begroot op ¦ 53,-.

9. Beslissing

Het gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de ambtenaar alsmede de daarbij gehandhaafde aanslag;

- gelast de ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van ¦ 60,- te vergoeden;

- veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van ¦ 53,-, te vergoeden door de gemeente Enschede.

Aldus gedaan te Arnhem op 27 september 2001 door mr drs F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.

(W.J.N.M. Snoijink) (F.J.P.M. Haas)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 september 2001

Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt, is een griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.