Gerechtshof Arnhem, 28-03-2002, AE3356, 00-00831
Gerechtshof Arnhem, 28-03-2002, AE3356, 00-00831
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 28 maart 2002
- Datum publicatie
- 29 mei 2002
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2002:AE3356
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2004:AI0753
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2004:AI0753
- Zaaknummer
- 00-00831
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
TdK
Gerechtshof Arnhem
eerste enkelvoudige belastingkamer
nummer 00/00831
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : Vereniging [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Harderwijk (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : factuur leges levering van kopieën
factuurnummer : [01]
mondelinge behandeling : op 14 maart 2000 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbendes gemachtigde]
waarbij niet verschenen : het hoofd van de afdeling Financieel Beleid en Belastingen van de gemeente, die overeenkomstig de wet is opgeroepen
gronden:
1. Belanghebbende, opgericht in 1992, heeft ten doel het verminderen van negatieve invloeden van de huidige samenleving op het milieu en het welzijn in de breedste zin van het woord en tracht dit doel onder meer te bereiken door het kritisch volgen van het milieubeleid in diverse gemeenten, het aanvechten en toekennen van hinderwetvergunningen en het in overleg met de betrokken gemeenten stimuleren van een beter milieubeleid. In het kader van haar doelstelling heeft belanghebbende de gemeente Harderwijk in 1999 verzocht om afschriften van stukken, die op grond van onderdeel 2.1 van de tarieventabel behorende bij de voor dat jaar geldende legesverordening aan legesheffing onderhevig zijn.
2. Aan belanghebbende is vervolgens met dagtekening 5 november 1999 een factuur verzonden voor de betaling van f 137,-- aan leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de afgifte van fotokopieën.
De - ingevolge artikel 230 van de Gemeentewet - met een aanslag gelijk te stellen factuur is ondertekend door het hoofd afdeling Financieel beleid en belastingen van de gemeente, [A]. Blijkens een tot de gedingstukken behorend besluit hebben B & W van de gemeente het hoofd financieel beleid en belastingen met ingang van 1 april 1998 aangewezen als gemeente-ambtenaar in de zin van artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet. Een en ander leidt ertoe dat de leges door het bevoegde orgaan zijn geheven.
3. Bij uitspraak van 16 december 1999 heeft voornoemde [A] als hoofd van de afdeling Financieel beleid en belastingen het bezwaar van belanghebbende tegen (de hoogte van) de factuur afgewezen.
In zijn beroepschrift stelt belanghebbende aan de orde dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen.
4. De in artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde bepaling strekt ertoe te waarborgen dat ingeval een bevoegdheid niet door degene aan wie de bevoegdheid is geattribueerd, maar krachtens mandaat namens deze wordt uitgeoefend, in de bezwaarprocedure een zorgvuldige heroverweging van het aldus genomen primaire besluit plaatsvindt. In zijn arrest van 8 februari 2002, nr. 36 234, V-N 2002/9.7 heeft de Hoge Raad overwogen dat het hier een essentieel voorschrift betreft bij overtreding waarvan moet worden geoordeeld dat de beslissing op het bezwaarschrift onbevoegd is genomen.
5 Nu vaststaat dat [A] de factuur krachtens mandaat heeft opgemaakt en uitgereikt en tevens - kennelijk eveneens krachtens mandaat - de uitspraak op het bezwaar heeft gedaan, is het in artikel 10:3, derde lid Awb neergelegde essentiële voorschrift geschonden en kan de uitspraak op bezwaar niet in stand blijven. Aangezien belanghebbende ter zitting niet heeft afgezien van zijn primaire grief en de ambtenaar - nu hij niet ter zitting is verschenen - zich niet over dit formele punt heeft kunnen uitlaten, is het Hof niet in de positie om de procedure om proceseconomische redenen kort te sluiten en zal het Hof beslissen dat B & W (in de persoon van een andere ambtenaar dan voornoemde [A]) alsnog uitspraak dient te doen op het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 16 december 1999.
Het beroep van belanghebbende is in zoverre gegrond.
proceskosten:
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand Alsdan zijn belanghebbendes proceskosten in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen de reiskosten op € 5.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- verstaat dat de Ambtenaar alsnog uitspraak doet op belanghebbendes bezwaarschrift van 16 december 1999 tegen de factuur van 5 november 1999;
- gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van € 204,20 (f 450) te vergoeden.
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 5, te vergoeden door de gemeente Harderwijk.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2000 door mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 april 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.