Gerechtshof Arnhem, 07-11-2007, BB8123, 06-00265
Gerechtshof Arnhem, 07-11-2007, BB8123, 06-00265
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 7 november 2007
- Datum publicatie
- 19 november 2007
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2007:BB8123
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BK3067, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 06-00265
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Willekeurige afschrijving niet toegestaan door te late aanmelding verplichting.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belasting
nummer 06/65
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van Rechtbank Arnhem van 19 december 2005, nummer AWB 05/2920, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur te P (hierna: de inspecteur).
De navorderingaanslag, het bezwaar en het geding voor de Rechtbank
1.1 De Inspecteur heeft met dagtekening 26 november 2004 aan belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 opgelegd.
1.2 Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.3 Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is op 21 december 2005 aan partijen toegezonden.
2. Het geding voor het Hof
2.1. Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 30 januari 2006 ter griffie ingekomen. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 15 maart 2007 te Arnhem door de tweede meervoudige belastingkamer. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Inspecteur. Belanghebbende heeft zonder bezwaar van de Inspecteur drie stukken overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
3. De vaststaande feiten
3.1 Het Hof verwijst voor de feiten naar hetgeen is opgenomen in onderdeel 2 met het kopje ‘De feiten’ in de uitspraak van de Rechtbank.
Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.1 Tussen partijen is in geschil of het gelijkheidsbeginsel, in het bijzonder de meerderheidsregel, meebrengt dat belanghebbende een hem kwijtgescholden bedrag als studiekosten in aftrek mag brengen.
4.2 Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
4.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en vermindering van de navorderingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Belanghebbende heeft bij zijn hogerberoepschrift een lijst overgelegd van namen, emailadressen en mobiele telefoonnummers van medecursisten. Hij stelt dat bij een van hen en mogelijk ook bij anderen de desbetreffende kosten wel in aftrek zijn toegelaten en dat hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden om te achterhalen of en, zo ja, bij wie van hen de kosten in aftrek zijn toegelaten. Voorts stelt hij dat het aan de inspecteur is om op basis van de door belanghebbende verstrekte gegevens na te gaan bij wie van de medecursisten de aftrek is toegestaan.
5.2. De inspecteur betwist dat hij op basis van de door belanghebbende verstrekte gegevens kan nagaan wie de medecursisten zijn, zodat niet kan worden nagegaan onder welke eenheid van de belastingdienst zij ressorteren en of aan hen aftrek van de onderhavige kosten is toegestaan. Ook een poging om bij de cursusorganisatie de adressen van de medecursisten te achterhalen is mislukt, omdat deze organisatie inmiddels niet meer op het bij de inspecteur bekende adres was gevestigd.
5.3. Naar het oordeel van het Hof is het aan belanghebbende om bewijs te leveren van zijn stelling dat bij een meerderheid van de met hem vergelijkbare belastingplichtigen de desbetreffende aftrekpost is geaccepteerd. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd is niet meer dan een vermoeden dat dat het geval is en de hiervoor onder 5.1 vermelde lijst. Belanghebbende heeft daarmee naar ’s Hofs oordeel niet aannemelijk gemaakt dat de aftrekpost bij (een meerderheid van hen) is geaccepteerd. Daaraan doet niet af dat onder omstandigheden van de inspecteur verwacht kan worden dat hij bijdraagt aan het bewijs van de hier bedoelde stelling van belanghebbende. Daarvoor is naar het oordeel van het Hof vereist dat belanghebbende de door hem bedoelde gevallen zo nauwkeurig aanduidt dat de inspecteur op eenvoudige wijze kan nagaan welke belastingplichtigen het betreft. De aanduiding die belanghebbende heeft gegeven is daarvoor echter te algemeen.
5.4. Gelet op het vorenoverwogene heeft de Rechtbank een juiste beslissing genomen. Het Hof zal dan ook de uitspraak van de Rechtbank bevestigen.
6. Kosten
Het Hof acht geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de kosten die de wederpartij in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het Hof heeft moeten maken.
7. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is op 29 maart 2007 gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, J. Lamens en J.W. Zwemmer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.