Home

Hoge Raad, 13-11-2009, BK3067, 07/13622

Hoge Raad, 13-11-2009, BK3067, 07/13622

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 november 2009
Datum publicatie
13 november 2009
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BK3067
Formele relaties
Zaaknummer
07/13622

Inhoudsindicatie

Artikel 3.39 Wet IB 2001; artikel 10 Wet IB 1964 jo. Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving

Uitspraak

Nr. 07/13622

13 november 2009

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. (voorheen A Holding B.V.) te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 november 2007, nr. 06/00265, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 05/5125) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

Het Hof heeft met juistheid tot uitgangspunt genomen dat de winst van belanghebbende van het onderhavige jaar - 2001 - dient te worden bepaald met inachtneming van de wettelijke bepalingen zoals die in dat jaar golden. Tot deze wettelijke bepalingen behoort echter artikel 3.39 Wet IB 2001, ingevolge welk artikel bij die winstbepaling - voor zover hier van belang - de afschrijving op bedrijfsmiddelen plaatsvindt volgens de regels voor het tijdvak waarin voor de verwerving van het bedrijfsmiddel verplichtingen zijn aangegaan. De in cassatie aangevoerde klacht dat het Hof dit heeft miskend is mitsdien gegrond. Deze klacht kan echter niet tot cassatie leiden aangezien toepassing van de juiste wetsbepalingen niet leidt tot vermindering van de aanslag.

De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.R. Leemreis als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2009.