Home

Gerechtshof Arnhem, 27-04-2010, BM6044, 09-00120

Gerechtshof Arnhem, 27-04-2010, BM6044, 09-00120

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
27 april 2010
Datum publicatie
28 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BM6044
Formele relaties
Zaaknummer
09-00120

Inhoudsindicatie

Baatbelasting.

Aanslag baatbelasting vernietigd wegens schending van het gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 09/00120

uitspraakdatum: 27 april 2010

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Maatschap X te Z (hierna:belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 maart 2009, nummer Awb 07/1371, in het geding tussen belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Olst-Wijhe (hierna:de Ambtenaar)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft aan belanghebbende ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaak a-straat 1 te Q voor het jaar 2006 een aanslag in de baatbelasting riolering, cluster G2, van de gemeente Olst-Wijhe opgelegd ten bedrage van € 3.850.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 maart 2009 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken en de daarbij behorende bijlagen, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2010 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord A namens belanghebbende, alsmede de Ambtenaar.

1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak a-straat 1 te Q. De onroerende zaak is gelegen op een perceel waarop een agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend.

2.2 De onderhavige aanslag in de baatbelasting riolering, cluster G2, van de gemeente Olst-Wijhe is aan belanghebbende opgelegd in verband met de aanleg van riolering waarop de onroerende zaak kan worden aangesloten.

2.3 De onroerende zaak is niet op de riolering aangesloten. Belanghebbende is daartoe niet verplicht omdat zij haar huishoudelijk afvalwater kan en, ingevolge de vigerende Bouwverordening, mag lozen op de bij het agrarische bedrijf in gebruik zijnde gierkelder.

2.4 De aanslag is opgelegd ingevolge de Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering, cluster G2, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2004 (hierna: de Verordening). De Verordening is bekend gemaakt in het huis-aan-huisblad IJsselberichten d.d. 23 december 2004 en in werking getreden op 24 december 2004.

2.5 Voorafgaand aan de vaststelling van de Verordening heeft de Raad van de gemeente Olst-Wijhe het bekostigingsbesluit riolering buitengebied cluster “G2” (hierna: het Bekostigingsbesluit) vastgesteld in haar vergadering van 26 april 2004. Het Bekostigingsbesluit is bekendgemaakt in IJsselberichten d.d. 6 mei 2004.

2.6 Aan eigenaren van onroerende zaken die evenals belanghebbendes onroerende zaak op de riolering in het buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe kunnen worden aangesloten maar niet zijn aangesloten en evenmin behoeven te worden aangesloten omdat het huishoudelijk afvalwater kan en mag worden geloosd op een gierkelder, worden volgens bestendig beleid van de gemeente Olst-Wijhe geen aanslagen in de baatbelasting riolering opgelegd indien deze eigenaren een exploitatieovereenkomst hebben gesloten met de gemeente.

2.7 Aan belanghebbende is ook de mogelijkheid geboden om een dergelijke exploitatieovereenkomst te sluiten. Ingevolge die overeenkomst zou belanghebbende, zoals zij ter zitting onweersproken heeft gesteld, een bedrag van € 2.805 verschuldigd zijn. Dit bedrag zou zij uitsluitend behoeven te betalen indien na beëindiging van het agrarische bedrijf alsnog zou worden aangesloten op de riolering in verband met de buitengebruikstelling van de gierkelder. Zolang het huishoudelijk afvalwater op de gierkelder kan en mag worden geloosd zou het genoemde bedrag niet betaald behoeven te worden. Belanghebbende heeft van de mogelijkheid van het sluiten van een exploitatieovereenkomst geen gebruik gemaakt, omdat zij van mening is dat haar onroerende zaak niet gebaat is door de mogelijkheid van aansluiting op de riolering.

2.8 Door de Ambtenaar is ter zitting desgevraagd en onweersproken bevestigd dat aan eigenaren van onroerende zaken in het buitengebied van de gemeente die kunnen aansluiten op de riolering en die beschikken over een gierkelder waarop het huishoudelijk afvalwater ingevolge de Bouwverordening mag worden geloosd, een exploitatieovereenkomst als hiervoor bedoeld wordt aangeboden, dat van deze mogelijkheid in het totale buitengebied door 40 tot 50 personen gebruik is gemaakt, dat ook in het gebied van de onderhavige baatbelasting, het zogenoemde cluster G2, een aantal van dergelijke overeenkomsten is gesloten en dat de betreffende eigenaren de op grond van de overeenkomst verschuldigde bijdrage niet behoeven te betalen zolang zij kunnen en mogen lozen op de gierkelder. Door de Ambtenaar is eveneens bevestigd dat aan de betreffende eigenaren geen aanslagen in de baatbelasting zijn en worden opgelegd.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 Tussen partijen is in hoger beroep uitsluitend nog in geschil of de onderhavige aanslag terecht is opgelegd.

3.2 Belanghebbende verdedigt het standpunt dat dit niet het geval is omdat haar onroerende zaak in haar visie niet gebaat is door de mogelijkheid van aansluiting op de riolering, aan eigenaren van onroerende zaken die evenals zij hun huishoudelijk afvalwater kunnen en mogen lozen op een gierkelder en die, anders dan belanghebbende, een exploitatieovereenkomst hebben gesloten, geen bijdrage wordt gevraagd zolang zij geen aansluiting op de riolering tot stand (moeten) brengen en omdat door de gemeente Olst-Wijhe bij haar het in rechte te honoreren vertrouwen is gewekt dat noch baatbelasting noch een andere financiële bijdrage zou worden gevraagd van eigenaren van onroerende zaken die hun huishoudelijk afvalwater kunnen en mogen lozen op een gierkelder.

3.3 De Ambtenaar stelt zich op het standpunt dat de aanslag terecht is opgelegd.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte afschrift van het proces-verbaal van de zitting.

3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en van de aanslag.

3.6 De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Ter zitting heeft belanghebbende haar grief dat met het treffen van de voorzieningen zou zijn begonnen voordat het Bekostigingsbesluit was vastgesteld, laten varen. Tussen partijen is derhalve in hoger beroep de vraag of de Verordening verbindende kracht zou ontberen vanwege een te late vaststelling van het Bekostigingsbesluit, niet meer in geschil.

4.2 Ter zitting is door de Ambtenaar desgevraagd verklaard dat aan eigenaren van onroerende zaken in het buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe die met de gemeente een exploitatieovereenkomst hebben gesloten en voor de beoordeling van het onderhavige geschil overigens met belanghebbende in gelijke omstandigheden verkeren in die zin dat hun onroerende zaken aangesloten kunnen worden op de riolering maar niet zijn aangesloten in verband met het feit dat zij hun huishoudelijk afvalwater kunnen en mogen lozen op een gierkelder, ter voorkoming van cumulatie van financiële bijdragen, geen aanslagen in de onderhavige baatbelasting worden opgelegd.

4.3 Ook heeft de Ambtenaar bevestigd dat van de betreffende eigenaren van onroerende zaken in het buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe, ingevolge de overeenkomst feitelijk geen financiële bijdrage wordt gevraagd in verband met de aanleg van de riolering zolang zij voor de lozing van hun huishoudelijke afvalwater gebruik kunnen en mogen maken van een gierkelder. Van deze eigenaren wordt slechts en eerst dan een bijdrage gevraagd indien zij niet meer beschikken over de mogelijkheid van lozing van het huishoudelijk afvalwater op een gierkelder.

4.4 Voorts heeft de Ambtenaar bevestigd dat deze handelwijze in overeenstemming is met het beleid van de gemeente Olst-Wijhe en dat het in het gebied van de onderhavige baatbelasting, het zogenoemde cluster G2, om een aantal gevallen gaat terwijl het in het totale buitengebied van de gemeente om 40 tot 50 gevallen gaat.

4.5 Het Hof heeft ter beantwoording van de vraag of de onderhavige aanslag, in het licht van het gelijkheidsbeginsel, terecht is opgelegd allereerst onderzocht of het niet opleggen van aanslagen aan eigenaren van onroerende zaken die kunnen worden aangesloten op de riolering maar niet zijn aangesloten en niet behoeven te worden aangesloten omdat het huishoudelijk afvalwater vanuit deze onroerende zaken kan en mag worden geloosd op een gierkelder, steun vindt in de Verordening. Naar het oordeel van het Hof kan hiervoor slechts steun worden gevonden in artikel 3, lid 3 van de Verordening, dat een anticumulatiebepaling bevat. Ingevolge het bepaalde in dit artikellid wordt de baatbelasting niet geheven indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan.

4.6 Hieromtrent overweegt het Hof het volgende. Het bedoelde artikellid biedt in de vergelijkbare gevallen geen basis voor het achterwege laten van aanslagen in de baatbelasting. Van de onder 4.2 bedoelde eigenaren van onroerende zaken in het gebied van het zogenoemde cluster G2 wordt immers geen bijdrage gevraagd zolang zij hun huishoudelijk afvalwater - evenals belanghebbende - kunnen en mogen lozen op een gierkelder. In dat geval kan niet worden staande gehouden dat de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen, ter zake van die onroerende zaken krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan.

4.7 Het Hof verbindt hieraan de conclusie dat de Ambtenaar aan eigenaren als hiervoren bedoeld die een exploitatieovereenkomst hebben gesloten maar feitelijk geen financiële bijdrage behoeven te betalen omdat zij hun huishoudelijk afvalwater kunnen en mogen lozen op een gierkelder, aanslagen in de onderhavige baatbelasting had moeten opleggen. De Ambtenaar heeft zulks echter achterwege gelaten op grond van bestendig en bewust beleid van de gemeente Olst-Wijhe.

4.8 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat belanghebbende zich te dezen terecht beroept op het gelijkheidsbeginsel. Door ingevolge bestendig en bewust gemeentelijk beleid geen aanslagen op te leggen aan eigenaren van onroerende zaken in het buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe die in die zin met belanghebbende in gelijke omstandigheden verkeren dat zij hun huishoudelijk afvalwater kunnen en mogen lozen op een gierkelder en niet zijn aangesloten en behoeven te worden aangesloten op de riolering, maar van wie feitelijk geen financiële bijdrage wordt gevraagd ingevolge een door hen gesloten exploitatieovereenkomst, maakt de Ambtenaar een verboden inbreuk op het gelijkheidsbeginsel.

4.9 Het Hof trekt reeds op grond van het voorgaande de conclusie dat de onderhavige aanslag niet in stand kan blijven. De overige grieven behoeven geen behandeling meer.

slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5. Kosten

Belanghebbende heeft ter zitting afstand gedaan van het recht op vergoeding van proceskosten.

6. Beslissing

Het Gerechtshof

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

- verklaart het tegen de uitspraak van de Ambtenaar ingestelde beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar,

- vernietigt de onderhavige aanslag in de baatbelasting riolering, cluster G2,

- gelast dat de gemeente Olst-Wijhe aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 285 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 447 in verband met het hoger beroep bij het Gerechtshof, in totaal derhalve € 732.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Monsma, voorzitter, mr. P.M. van Schie en mr. A.A. Fase, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel en mr. G.J. ‘t Hoen als griffiers.

De beslissing is op 27 april 2010 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(S. Darwinkel) (J.A. Monsma)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 april 2010.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.