Home

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 03-03-2009, BH4784, Awb 07/1371

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 03-03-2009, BH4784, Awb 07/1371

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Datum uitspraak
3 maart 2009
Datum publicatie
5 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:RBZLY:2009:BH4784
Formele relaties
Zaaknummer
Awb 07/1371

Inhoudsindicatie

Aanslag baatbelasting na aanleg riolering. Eiser heeft de privaatrechtelijke overeenkomst niet willen sluiten. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector Bestuursrecht, Meervoudige Belastingkamer

Registratienummer: Awb 07/1371

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 26 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

A. te B.,

gevestigd te (..),

vertegenwoordigd door (..) eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente (..), verweerder,

gemachtigde J.W. Hanekamp.

1. Ontstaan en loop van het geding

Op 28 februari 2007 is aan eiser een aanslag baatbelasting opgelegd met het nummer (..). De aanslag heeft betrekking op het adres (..) te (..). Het bedrag van de aanslag is € 3.850,-.

Bij uitspraak op bezwaar van 10 juli 2007 heeft verweerder het daartegen gerichte bezwaarschrift ongegrond verklaard.

Tegen die uitspraak heeft eiser beroep ingesteld. Verweerder heeft bij brief van 28 november 2007 een verweerschrift ingediend.

Het beroep is op 2 juli 2008 behandeld ter zitting. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door J.W. Hanekamp, bijgestaan door mr. A.H. Kloeke van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

De behandeling is ter zitting aangehouden, waarna de rechtbank op 7 juli 2008 van verweerder en op 21 juli 2008 van eiser een nader stuk heeft ontvangen. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven en vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

2. De feiten

Eiser is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak/ het agrarisch bedrijf (..) te (..). De aanslag is opgelegd in verband met de aanleg van riolering waarop de onroerende zaken kunnen aansluiten. Eiser is nog niet verplicht om aan te sluiten op de riolering. Eiser mag zijn huishoudelijk afvalwater op grond van de Bouwverordening nu nog op de bedrijfsmatig in gebruik zijnde gierkelder lozen.

Op 13 december 2004 heeft de gemeenteraad de Verordening baatbelasting riolering vastgesteld (hierna: de Verordening). De Verordening is bekend gemaakt in IJsselberichten. gedateerd (..). De Verordening is de eerste dag na die van de bekendmaking in werking getreden.

3. Het geschil

In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden aan eiser twee aanslagen baatbelasting heeft opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Verweerder betoogt terecht dat het door eiser op 26 juni 2008 ingediende stuk te laat is binnengekomen. Verweerder heeft hier echter in de pleitnota op gereageerd. De rechtbank zal het stuk daarom bij de beoordeling betrekken.

4.2 Op grond van artikel 222 van de Gemeentewet kan ter zake van de in een bepaald gedeelte van de gemeente gelegen onroerende zaak die gebaat is door voorzieningen die tot stand worden of zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur, van degenen die van die onroerende zaak het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, een baatbelasting worden geheven, waarbij de aan de voorzieningen verbonden lasten geheel of gedeeltelijk worden omgeslagen. Indien de aan de voorzieningen verbonden lasten ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan wordt de baatbelasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Op grond van de Bouwverordening van de gemeente hoeft de afvoer van afvalwater en fecaliën van een agrarisch bedrijf niet te zijn aangesloten op een openbaar riool in delen van de gemeente waarin geen openbare riolering aanwezig is. Daar waar wel riolering aanwezig is, moet er aangesloten worden op het riool. Voor een agrarisch bedrijf kan de gemeente daarvan ontheffing verlenen. Als niet behoeft te worden aangesloten op een riool dan geldt dat aangesloten moet zijn op rottingsput/gierput.

De gemeente heeft op 8 september 2003 besloten om alle percelen in het buitengebied van de gemeente op de riolering aan te sluiten. Voor de betaling van de aanleg van de riolering is een baatbelasting ingesteld. Daarvoor is de Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering cluster G2 vastgesteld (hierna te noemen Verordening). De onroerende zaak (..) is gelegen in dit cluster. Ingevolge artikel 2 van deze Verordening wordt, kort weergegeven, een baatbelasting geheven van de onroerende zaken die op 1 december 2004 zijn gebaat door de aanleg van riolering.

Omdat agrarische bedrijven beschikken over een gierput en daarin ( nog) op grond van de bouwverordening mag worden geloosd heeft de gemeente voor de bijdrage aan de bekostiging van de aangelegde riolering door de eigenaren van dergelijke bedrijven een gierkelder variant ontwikkeld. Resultaat daarvan is dat feitelijk pas hoeft te worden betaald voor het genot van de voorziening op het moment dat niet meer geloosd wordt of mag worden in de gierput. Daartoe wordt door de gemeente aangeboden een exploitatieovereenkomst aan te gaan op de voet van de exploitatieverordening.

Omdat eiser de privaatrechtelijke overeenkomst niet heeft willen sluiten is de bijdrage in de bekostiging van de aanleg riolering geheven middels de bestreden aanslag.

Niet in geschil is dat de aanleg van riolering bij de onroerende zaak van eiser op

1 december 2004 gereed was.

4.3 Voor een juiste toepassing van de Verordening is niet beslissend of de voorziening per saldo voordeel voor eiser heeft doen ontstaan, maar of de onroerende zaak, waarvan eiser eigenaar is, als zodanig - onafhankelijk van het gebruik dat eiser daarvan maakt - door de voorziening is gebaat. De voorziening biedt aan eiser de mogelijkheid een aansluiting op de riolering tot stand te brengen en creëert, als het gaat om de lozing van afvalwater, een aanmerkelijk betere gebruiksmogelijkheid voor de onroerende zaak vergeleken met de voordien bestaande situatie. Eisers onroerende zaak is dus gebaat, en de aanslag is in zoverre op goede gronden opgelegd.

4.4 Eiser beroept zich op het gelijkheids- en het vertrouwensbeginsel. Hij verwijst in dat verband naar een aan hem gerichte brief van de gemeente, gedateerd 16 april, kenmerk (..), waarin is meegedeeld dat het ontbreken van de verplichting het perceel aan te sluiten op de riolering tot gevolg heeft dat ook geen bijdrage in de aanleg van de riolering hoeft te worden betaald, omdat het perceel dan niet wordt gebaat.

Dat betoog faalt, omdat de gemeente bij brief van 7 juni 2004 eiser heeft bericht en kunnen berichten die mededeling uitdrukkelijk terug te nemen.

4.5 Eiser betoogt voorts dat de Verordening onverbindend is, omdat daarin ten onrechte geen differentiatie is toegepast naar verschillen in baat van enige percelen.

Dat betoog faalt, reeds omdat eiser niet heeft onderbouwd waarin die verschillen tot uiting komen, en waarom en in hoeverre die differentiatie rechtvaardigen. Overigens is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen verschil in baat bestaat. De baat bestaat uit de mogelijkheid van aansluiting; die mogelijkheid is voor alle percelen gelijk.

4.6 Eiser betoogt voorts dat de Verordening onverbindend is, omdat de gemeente voorafgaand aan de behandeling van het beroep eiser heeft aangeboden een exploitatieovereenkomst te tekenen, waarin was bepaald dat eisers bijdrage in de kosten van de aanleg slechts 1925 euro zou bedragen.

Dat betoog faalt, reeds omdat zijdens de gemeente is ontkend dat een dergelijk aanbod is gedaan, en eiser geen bewijs van zijn stelling heeft aangedragen. Wel heeft de gemeente erkend eiser (bij wijze van compensatie voor ondervonden overlast) een korting te hebben aangeboden van 600 euro indien hij de exploitatieovereenkomst zou tekenen. Dat verdient – zoals de gemeente heeft erkend – niet de schoonheidsprijs, maar leidt niet tot onverbindendheid van de Verordening.

4.7 Verweerder heeft eiser terecht aangeslagen voor baatbelasting. Daarom zal het beroep ongegrond worden verklaard.

5. Proceskosten

Omdat het beroep ongegrond zal worden verklaard acht de rechtbank geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier, voorzitter, mr. J.F.M.J. Bouwman en mr. L.Y. Gramsbergen rechters en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. G.A. Genee als griffier, op

Afschrift verzonden op: