Home

Gerechtshof Arnhem, 28-09-2010, BO0525, 10/00104, 10/00105 en 10/00106

Gerechtshof Arnhem, 28-09-2010, BO0525, 10/00104, 10/00105 en 10/00106

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
28 september 2010
Datum publicatie
15 oktober 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BO0525
Zaaknummer
10/00104, 10/00105 en 10/00106

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Schending inlichtingenplicht. Resultaten van rijschool exploiterende vereniging terecht aan belanghebbende toegerekend.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummers 10/00104, 10/00105 en 10/00106

uitspraakdatum: 28 september 2010

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 4 februari 2010, nummers AWB 07/1673, 07/2129 en 07/2131 in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is:

- voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.969. Aan heffingsrente is bij beschikking een bedrag van € 74 in rekening gebracht;

- voor het jaar 2003 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.588 alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 4.845. Aan heffingsrente is bij beschikking een bedrag van € 1.208 in rekening gebracht;

- voor het jaar 2003 een aanslag premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) opgelegd naar een premie-inkomen van € 23.478. Aan heffingsrente is bij beschikking een bedrag van € 95 in rekening gebracht;

- voor het jaar 2004 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.613 alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 3.638. Aan heffingsrente is bij beschikking een bedrag van € 635 in rekening gebracht.

1.2 Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen en naar het Hof begrijpt ook de boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep tegen de aanslagen en de beschikkingen heffingsrente bij uitspraak van 4 februari 2010 ongegrond verklaard, het beroep gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaard, de op de boetebeschikkingen betrekking hebbende uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de boeten verminderd tot € 4.118 (2003) en € 3.092 (2004).

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2010 te Arnhem. Gelijktijdig met de onderhavige zaken zijn behandeld de door belanghebbende ingestelde hoger beroepen inzake een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, alsmede een in verband daarmee opgelegde vergrijpboete- en heffingsrentebeschikking. Deze zaken zijn bij het Hof geregistreerd onder het nummer 10/00107. Verschenen en gehoord is de Inspecteur. Belanghebbende is ter zitting niet verschenen, alhoewel uitgenodigd bij aangetekende brief van 27 mei 2010, verzonden aan het door hem opgegeven adres a-straat 1 te Z, welke uitnodiging hem ook heeft bereikt zoals blijkt uit de ondertekende en van de TPG-Post retour ontvangen ontvangstbevestiging. Het Hof heeft ter zitting het onderzoek gesloten.

1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 De vereniging A, onderdeel uitmakend van het Kerkgenootschap A, is opgericht op 1 oktober 1995. Belanghebbende heeft in de in geschil zijnde jaren rijlessen verzorgd onder de naam van autorijschool A.

2.2 Belanghebbende heeft voor de jaren 2002, 2003 en 2004 aangifte voor de IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 5.544, € 5.332 en € 5.822. Hierin zijn geen inkomsten in verband met de autorijschool begrepen.

2.3 In het kader van het ten aanzien van belanghebbende in te stellen boekenonderzoek hebben controle-ambtenaren, namens de Inspecteur, met belanghebbende op 19 augustus 2004 een inleidend gesprek gehouden. Hiervan hebben zij een verslag gemaakt dat, voorzover van belang, als volgt luidt:

“(…) Stukje voorgeschiedenis in het kort: Van 1993 tot en 1997 zijn de inkomsten uit de toenmalige Vereniging A, waarin een autorijschool werd geëxploiteerd toegerekend aan X. Hiertegen is bezwaar en beroep aangetekend, maar de rechter stelde de Belastingdienst in het gelijk. Met betrekking tot de jaren 1998 en 1999 heeft er een boekenonderzoek plaatsgevonden waarbij correcties zijn aangebracht. Ook deze zijn voor de rechter gekomen. Met betrekking tot het jaar 1998 heeft X te laat een bezwaar ingediend en is hij niet ontvankelijk verklaard en m.b.t. 1999 zijn de correcties door de rechter teruggedraaid doordat er geen sprake was van een nieuw feit dan wel kwade trouw. X vat deze uitspraak nog steeds op dat hij in het gelijk is gesteld door de rechter: d.w.z. de inkomsten uit A moeten niet aan hem toebedeeld worden en A is een kerkgenootschap en is vrijgesteld van administratieplicht. Daarnaast beschouwt hij zichzelf als particulier en is daardoor ook niet verplicht om een administratie te voeren en te bewaren. Als wij hem er op wijzen dat hij bewijsstukken van de in aftrek gebrachte kosten en giften moet overleggen antwoordt X dat hij zich niet kan herinneren dat de aangiften stukken behoefde.

Met betrekking tot mogelijke omzetbelastingplicht van de activiteiten van de autorijschool verwijst X naar een brief van 9 oktober 2001 van de Belastingdienst. Dit is een standaardbrief dat belastingplichtigen ontvangen nadat ze het formulier “Opgaaf gegevens startende ondernemers” hebben ingediend. In dat formulier heeft X aangegeven dat de vereniging vrijgesteld is voor de omzetbelasting. In de bewuste brief heeft de Belastingdienst aangegeven dat ze de gegevens van belastingplichtige volgen, dus vrijgesteld voor de omzetbelasting, maar dat op een later tijdstip een beoordeling daarvan kan plaatsvinden. (…)

Omdat er volgens X geen enkele vorm van administratie wordt bijgehouden hebben we de vraag gesteld hoe het één en ander in werk gaat: Wie neemt de telefoon op als een klant autorijles wil hebben? Volgens X is hij dat zelf of zijn dochter. Worden de afspraken met een klant genoteerd? X: “nee”. Hoe onthoudt u dan de afspraken: Uit mijn hoofd. Later blijkt dat er gebruik wordt gemaakt van een elektronisch zakagenda. Op de vraag wanneer X voor het laatst nog autorijles heeft gegeven moet hij lang nadenken. “Ik denk ergens vorige week”. Gegevens voor het aanvragen van examens werden in eerste instantie niet genoteerd volgens X, maar later gaf hij te kennen dat zijn dochter deze gegevens in de computer zet. Het is een HP-computer, maar op het moment van onze bezoek is de computer kapot. De harde schijf zat er verkeerd om in. (…) De elektronische zakagenda ligt boven, maar door verbouwing van kamers ligt deze waarschijnlijk in één of andere doos. Hij kan de agenda niet vinden.

Daarna hebben we de vraag gesteld: “Wie zijn de bestuursleden van A?” X antwoord dat hij het niet weet. Daarop hebben we hem gevraagd: “Bent u bestuurslid van A?” Daarop antwoord X: “Dat weet ik niet, met betrekking tot dergelijke juridische zaken ben ik niet zo van op de hoogte, dat moet ik nakijken. Daar denk ik niet zo over na, daar ben ik niet zo mee bezig”. (…)

Met betrekking tot 2002 en 2003 zijn ook kosten opgevoerd. In een notitie zien wij staan dat X deze kosten opvoert i.v.m. smartengeld voor de geleden schade die de Belastingdienst aan X toebrengt.

We hebben met X de afspraak gemaakt dat hij binnen twee weken na dit bezoek specificaties en de onderliggende stukken overlegt van de aftrekbare kosten/giften en buitengewone lasten van de jaren 2001 tot en met 2003.”

2.4 In zijn brief van 24 augustus 2004 aan de Inspecteur schreef belanghebbende, voorzover van belang:

“(…)

Uit uw ‘controlerapport’ van 12 april 2002 blijkt dat u in ieder geval vanaf september 2001 ervan op de hoogte was dat noch ik in persoon noch A VE een administratie bijhielden. Nu u, blijkens uw formulier van 9 oktober 2001 daartegen geen bezwaar kenbaar maakte mogen wij er op vertrouwen dat u in het ontbreken van een administratie berust. (…)

De aftrekpost onder ‘overige werkzaamheden’ is dezelfde als die over 1999 en 2000 onder ‘beroepkosten’. Het enige nieuwe feit is dus de rubricering. Nu u deze posten over 1999 en 2000 zonder een onvertogen woord liet passeren kunt u daar nu niet meer op terug komen.

(…)”

2.5 In zijn brief van 31 augustus 2004, gericht aan de Inspecteur, schreef belanghebbende, voorzover van belang:

“(…)

Niettemin wil ik, onder voorwaarde dat u mij ten aanzien van de onderhavige jaren met rust laat, afspreken dat ik over de komende jaren zal bijhouden hoeveel geld ik voor A VE binnenkrijg, waar het is gebleven en u daar op eerste vordering een volledig inzicht in te geven.

(…)”

2.6 In hun aan belanghebbende gerichte brief van 30 september 2004 vermeldden de controlerende ambtenaren, voorzover van belang:

“(…)

Tijdens ons gesprek heeft u meegedeeld dat de activiteiten van de rijschool in feite nog op dezelfde wijze plaatsvinden als in de jaren waarop de verschillende procedures betrekking hebben. (…)

Ongeacht of u het met ons standpunt wel of niet eens bent, verzoeken wij u de volgende vragen duidelijk en zonder voorbehoud te beantwoorden en de gevraagde stukken aan ons voor beoordeling ter beschikking te stellen:

1. Administratie. U heeft verklaard dat m.b.t. de activiteiten van de auto-rijschool gegevens worden vastgelegd ondermeer m.b.v. een computer en een elektronische (zak)agenda. Wij verzoeken u alle m.b.t. de activiteiten van de auto-rijschool over de jaren 2001 t/m 2003 vastgelegde gegevens aan ons ter beschikking te stellen op een voor ons toegankelijke/leesbare manier. (Digitaal of schriftelijk).

2. Welke personen hebben in de jaren 2001 t/m 2003 (b.v. als rij-instructeur) werkzaamheden verricht voor de auto-rijschool? (…)

3. Gaarne ontvangen wij van u een overzicht van alle in deze jaren door de rijschool A VE aangevraagde rij-examens. (…)

5. In de aangiften IB 2002 en 2003 heeft u eveneens inkomsten uit overige werkzaamheden aangegeven. De netto inkomsten zijn aangegeven in 2002 voor negatief € 5.580 en in 2003 voor negatief € 6.000. Ook hiervan verzoeken wij u een specificatie te overleggen en eventuele bewijsstukken en betalingsbewijzen mee te sturen.

6. In de aangiften IB 2002 en 2003 zijn aftrekposten opgevoerd i.v.m. giften. De bedragen zijn resp. € 617 en € 811. In de aangifte IB 2003 is tevens aftrek gevraagd voor een bedrag van € 1.967 i.v.m. uitgaven voor ziekte etc. Wij verzoeken u deze posten te specificeren en eventuele bewijsstukken en betalingsbewijzen mee te sturen.(…)

Met betrekking tot uw medewerking vermelden wij nog dat de belangrijkste algemene verplichtingen die u tegenover de Belastingdienst heeft, zijn opgenomen in de artikelen 47 tot en met 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. (…)

Indien u aan deze brief geen gehoor geeft, zullen wij dit aanmerken als het weigeren van medewerking. en zullen wij aanslagen opleggen, waartegen u een verzwaarde bewijslast heeft.”

2.7 In reactie op de brief van 30 september 2004 schreef belanghebbende op 12 oktober2004 aan de Inspecteur, voorzover van belang:

“(…)

Dat u de activiteiten aan mij toekent vind ik prima. Zolang u maar niet vergeet dat ik vanaf 99 in het gelijk ben gesteld ten aanzien van: 1. het niet houden van een administratie, 2. dat ik ook in persoon een vrijgestelde ondernemer ben en/of dat ik voor de aan mij toegeschreven activiteiten geen geld ontvang, 3. dat u opzettelijk handelt in strijd met het vertrouwens/rechtzekerheidsbeginsel wanneer u daar zonder nieuw feit van af wijkt.(…)

De onderstaande nummers verwijzen naar die in uw bovengenoemde brief.

1. De situatie mbt de administratie over de onderhavige jaren is identiek aan die over 99. (…) Het geheugen van de agenda reikt niet zo ver terug dat er nog gegevens over 01-03 te vinden zijn. Bovendien ben ik over 99 ook zonder agenda in het gelijk gesteld. (…) Bovendien brengt het aanleggen van een leerlingenbestand veel rompslomp mee en daar hebben wij geen tijd voor. (…)

2. Dezelfde personen/’beloningen’ als genoemd in uw ‘controlerapport’ van 12 april 200

3. Zie het antwoord op 1 hierboven. (…)

6. Het gaat hier om niet gedeclareerde uitgaven voor het u bekende nr NL 1234.56.789. Het produceren van bewijsstukken is te privacy gevoelig. Wanneer u daar geen begrip voor kunt opbrengen trek ik deze posten in. Omdat ik langer dan drie jaar geleden voor 80 tot 100% ben afgekeurd kom ik volgens de toelichting in aanmerking voor een extra aftrek wegens ziekte, vandaar genoemde aftrekpost.

2.8 In zijn aan belanghebbende gerichte brief van 24 mei 2005 stelde de Inspecteur, voorzover van belang, nog de volgende vragen:

“(…)

- Wij kregen de beschikking over een kopie van een in 1999 door u en B ondertekend convenant tussen B en A E. Hierin is een vergoeding overeengekomen voor B van fl. 50,- per klokuur. Gaarne vernemen wij van u welke uurvergoeding is gehanteerd voor de jaren 2001, 2002 en 2003.

Verder willen wij nog graag een antwoord op de volgende vragen.

- welke tarieven hanteerde u in de jaren 2001 t/m 2003 voor de gegeven autolessen?

- hoeveel minuten bedroeg een rijles?

- hoeveel kilometers werd tijdens een les gemiddeld gereden?

- hoeveel lessen gingen gemiddeld vooraf aan een eerste examen?

- hoeveel extra lessen gingen gemiddeld vooraf aan een volgend examen

- hoeveel kilometer werd per jaar gemiddeld gereden met de gebruikte lesauto’s (gaarne specificeren per lesauto)?

- Hoeveel kilometers moeten hiervan worden toegerekend aan privé? En door wie werd hiervan gebruik gemaakt (gaarne per jaar specificeren per auto en per persoon)

4. Op ons verzoek om een specificatie en bewijsstukken te overleggen met betrekking tot de door u in de aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2001, 2002 en 2003 opgevoerde negatieve inkomsten uit overige werkzaamheden volstaat u met een verwijzing naar correspondentie en aangiften over andere jaren. Daarmee voldoet u niet aan het door ons gevraagde. Ook als in deze jaren zonder dat naar bewijsstukken is gevraagd, kosten in aftrek zijn toegelaten, kunt u daaraan niet het vertrouwen ontlenen dat ook in andere jaren kosten, zonder deze te beoordelen op aanwezigheid of aftrekbaarheid, in aftrek zullen worden toegelaten. Wij stellen u daarom nogmaals in de gelegenheid de gevraagde specificatie en bewijsstukken te overleggen.

(…)”

2.9 Op 25 augustus 2005 schreef de Inspecteur aan belanghebbende, voorzover van belang:

“(…)

Bij de afhandeling van de aangifte inkomstenbelasting 2000 is door de Belastingdienst de electronisch ingediende aangifte ook weer automatisch afgedaan. Hierdoor heeft inhoudelijke beoordeling ook deze keer niet plaatsgevonden. Gezien het reeds jaren lang bestaande verschil van mening over de verwerking van de omzet rijschool in de fiscale aangiften had deze beoordeling wel moeten plaatsvinden. Gelet op de uitkomst van de procedure over het jaar 1999 is, ondanks de uitkomsten van het boekenonderzoek besloten niet na te vorderen. Ook hier ontbreekt het nieuwe feit. Het betekent echter nadrukkelijk geen standpuntwijziging van de inspecteur voor wat betreft de toerekening van activiteiten en inkomsten van de rijschool (…)

Gebleken is dat niet is voldaan aan de administratieve verplichtingen van art. 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen en art. 34 Wet omzetbelasting 1968. Het ontbreken, danwel het niet ter inzage verstrekken van administratieve gegevens en het niet, niet volledig of vaag beantwoorden van vragen is er de oorzaak van dat inkomsten en omzet via een theoretische berekening moeten worden vastgesteld, aftrekposten niet worden geaccepteerd en eventuele voorbelasting niet kan worden verrekend.

(…)”

2.10 Tot de gedingstukken behoort een aan belanghebbende gerichte brief van de Inspecteur, gedateerd 23 september 2005, en luidt, voorzover van belang, als volgt:

“(…)

Om de door ons gewenste duidelijkheid te verkrijgen omtrent het bestaan en de activiteiten van de Vereniging A VE verzoeken wij u de volgende stukken ter inzage te verstrekken:

1. uittreksel uit Handelsregister (…)

2. de statuten van de vereniging zoals deze van kracht waren in de jaren 2001 t/m 2004 (…)

3. de ledenlijsten van de vereniging voor de jaren 2001 t/m 2004;

4. de vergaderverslagen van de oprichting en de jaarlijkse algemene ledenvergaderingen;

5. de jaarverslagen, waaronder ook het financieel jaarverslag;

6. de volledige administratie van de vereniging ten behoeve van een door ons in te stellen controle.

(…)”

De Inspecteur heeft ter zitting bij de Rechtbank een drietal afschriften van verslagen van algemene ledenvergaderingen, tevens ledenlijst, van A overgelegd. Deze verslagen zijn gedateerd: 3 oktober 2002, 1 oktober 2003 en 3 oktober 2004 en vermelden als leden: belanghebbende en zijn dochter C. De Inspecteur heeft deze verslagen van belanghebbende op 16 augustus 2007 ontvangen.

2.11 In reactie op de brief van de Inspecteur van 23 september 2005 schreef belanghebbende hem op 9 oktober 2005, met gelijktijdige overlegging van de statuten van A en een uittreksel uit het Handelsregister, voorzover van belang, het volgende:

“(…)

Zolang u niet de gevraagde bescheiden naar mij opstuurde, cq. niet aan mijn verzoeken om inzage in genoemde dossiers voldeed en geen gemotiveerd antwoord gaf op alle stellingen in mijn voorgaande brieven, ook die welke u minder goed uitkomen, geef ik alleen nog antwoord aan de belastingrechter. Voordeel daarvan is dat ik het dan slechts één keer hoef uit te leggen.

(…)”

De statuten van A omvatten een zevental artikelen en worden afgesloten met de naam van belanghebbende. Het uittreksel uit het Handelsregister, gedateerd 9 maart 2001 vermeldt dat van de Vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid A Verkeerseducatie, X, belanghebbende, alleen zelfstandig bestuurder is sinds 24 december 1998.

2.12 Tot de gedingstukken behoort tevens een brief van de Inspecteur, gedateerd 16 januari 2006, waarin, voorzover van belang, het volgende is opgenomen:

“(…)

In onze brief van 23 september 2005, hebben wij aan u, in uw hoedanigheid van bestuurder van de Vereniging A VE, een aantal vragen gesteld. Op 9 oktober 2005 ontvingen wij een fax waaruit wij opmaken dat u, (…), een brief hebt verzonden aan (…).

Voor zover u met deze brief beoogd hebt een antwoord te geven op de door ons gestelde vragen delen wij u mee dat met name beantwoording van de vragen 3 t/m 6 voor ons onvoldoende is. Daarom herhalen wij deze vragen, waar nodig meer gespecificeerd, hieronder nogmaals.

Vraag 3

Wij hebben gevraagd om de ledenlijsten van de vereniging voor de jaren 2001 tot en met 2004. Behalve de ledenlijst zoals deze was samengesteld ten tijde van de oprichting in 2001, ontvangen wij ook graag de lijsten per ultimo 2001, 2002, 2003 en 2004, dan wel bij aanvang of einde van elk verenigingsjaar.

Vraag 4

Op deze vraag heeft u in het geheel geen antwoord gegeven. Wij herhalen daarom ons verzoek om alle vergaderverslagen, met in het bijzonder die van de oprichtings- en jaarlijkse algemene ledenvergaderingen aan ons ter inzage toe te zenden.

Op de vragen 5 en 6 heeft u volstaan met te verwijzen naar correspondentie welke geen betrekking had op de jaren 2001 t/m 2004.

Vraag 5

Wij verzoeken u daarom ons mee te delen of in de jaren 2001 t/m 2004 één of meer jaarverslagen, waaronder ook het financieel jaarverslag, zijn samengesteld. Zo ja, dan ontvangen wij deze graag ter inzage.

Vraag 6

Volgens uw eerdere verklaringen zou de Vereniging A VE een autorijschool exploiteren Werd hiervan of van enige andere activiteit van de vereniging in de jaren 2001 t/m 2004 op enigerlei wijze een administratie gevoerd? Zo ja, dan ontvangen wij deze graag ter inzage.

Wij wijzen u erop dat op grond van art. 47 lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) een ieder gehouden is desgevraagd aan de inspecteur,

a. de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn;

b. de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan- zulks ter keuze van de inspecteur- waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen.

Op grond van art. 49 lid 1 van deze wet dienen de gegevens en inlichtingen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze- zulks ter keuze van de inspecteur- en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.

Het niet voldoen aan deze verplichtingen is strafbaar gesteld bij art 68 lid 2 van deze wet. Ook zal het niet voldoen aan de vereisten van deze artikelen tot gevolg hebben dat ingeval van een bezwaar (art. 25 lid 6 AWR) tegen een belastingaanslag of beschikking of beroep (art. 27e AWR) tegen een uitspraak, de uitspraak of beschikking worden gehandhaafd c.q. het beroep ongegrond worden verklaard, tenzij gebleken is dat en in hoeverre de aanslag c.q. de uitspraak op het bezwaarschrift onjuist is.

Onder verwijzing naar de hiervoor genoemde wetsartikelen, verzoeken wij u de gevraagde gegevens en inlichtingen schriftelijk en zonder voorbehoud te verstrekken vóór 27 januari 2006.

Het niet, niet tijdig of niet volledig beantwoorden van de door ons gestelde vragen heeft tot gevolg dat de hiervoor genoemde sancties in werking zullen treden.

(…)”

2.13 Op 17 augustus 2006 is het openbaar gedeelte van het controlerapport aan belanghebbende gestuurd. Voorzover van belang luidt dit als volgt:

(…)

2.1 Rechtsvorm onderneming

Onder de naam A Verkeerseducatie (A VE) wordt een autorijschool geëxploiteerd. Belastingplichtige heeft zich, evenals bij eerdere onderzoeken, op het standpunt gesteld dat de autorijschool een onderneming is van de bij de Kamer van Koophandel ingeschreven Vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid A Verkeerseducatie. Van deze vereniging is X alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder.

Herhaalde malen is aan X verzocht de volledige administratie van de vereniging ten behoeve van het onderzoek ter beschikking te stellen, inclusief:

- de Ledenlijsten van de vereniging in de jaren 2001 t/m 2004;

- verslagen van oprichting vereniging en van (jaarlijkse) Algemene ledenvergaderingen;

- jaarverslagen waaronder ook het financieel jaarverslag.

X heeft hieraan echter niet voldaan.

Vast staat dat X persoonlijk in elk geval de volgende activiteiten heeft verricht:

- op eigen naam aan- en verkopen van lesauto's;

- afspraken vastleggen voor autorijlessen. Hiervoor zou gebruik worden gemaakt van een electronische agenda. Deze agenda kon evenwel niet worden getoond;

- verzorgen van rijlessen;

- afspraken maken met door derden (ondermeer zijn dochter C en haar partner, B) te verzorgen lessen;

- in ontvangst nemen van contant ontvangen lesgelden van deze derden;

- jaarlijks een kwitantie uitschrijven voor de aan B betaalde vergoeding voor gegeven lessen.

In het verleden heeft de belastingrechter uitgesproken dat de activiteiten van de A VE moeten worden toegerekend aan de persoon van belastingplichtige, X.

(…)

Wij zijn dan ook van mening dat, op grond van de door ons geconstateerde feiten en omstandigheden, de autorijschool in de door ons onderzochte jaren, moet worden aangemerkt als een door X, in de vorm van een eenmanszaak, gedreven onderneming.

(…)

2.2.1 Niet voldoen aan de administratieplicht

De administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de wettelijke eisen, omdat niet een zodanige administratie is gevoerd dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van belastingplichtige duidelijk blijken. Zie hoofdstuk 4.1.2.

2.2.2 Niet voldoen aan de bewaarplicht

De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard: leerlinggegevens, examengegevens en lesafspraken (agenda's).

(…)

3 Fiscale balans

Bij de aangiften inkomstenbelasting over de gecontroleerde jaren hebben wij geen balansen aangetroffen.

(…)

4.1.1 Omzet

Omdat bij de aangiften geen fiscale winstberekeningen zijn aangetroffen en er geen administratie is gevoerd hebben wij de omzet over de jaren 2001 tot en met 2004 berekend op grond van een theoretische omzetberekening:

jaar 2001 2002 2003 2004

Berekende omzet (excl. omzetbelasting € 35.524 € 34.958 € 25.513 € 18.303

4.1.2 Gebreken in de administratie

- Er wordt in het geheel geen ontvangstverantwoording bijgehouden.

(…)

4.2 Bedrijfskosten

4.2.1 Werk door derden

Een groot deel van de rijlessen wordt uitbesteed aan B. B exploiteert op het zelfde adres een autorijschool onder de naam D.

B ontving hiervoor in de jaren 2001 t/m 2003 een vooraf overeengekomen vergoeding.

Blijkens ontvangen kopieën van kwitanties bedroeg deze vergoeding voor deze jaren:

jaar 2001 2002 2003 2004

betaalde vergoeding € 23.074 € 20.065 € 2.035 nihil

4.2.2 Overige bedrijfskosten

Door het ontbreken van een administratie is het niet mogelijk de kosten van de onderneming exact te bepalen. Op grond van branche-informatie en aannames zijn de kosten voor de onderneming zo reëel mogelijk geschat. Kosten i.v.m. theorielessen, lesmaterialen en aanvragen examens zijn niet meegenomen omdat mag worden aangenomen dat hiervoor aan de kandidaten een (tenminste) dekkende vergoeding in rekening zal zijn gebracht: Belastingplichtige is in de gelegenheid gesteld om in geval van vermeende onjuistheden, deze gemotiveerd te bestrijden. Hij heeft hiervan evenwel geen gebruik gemaakt. De door ons in aanmerking genomen kosten bedragen:

jaar 2001 2002 2003 2004

Overige bedrijfskosten € 2.963 € 3.790 € 4.135 € 3.690

(…)

4.2.3 Privé-gebruik auto

In de onderneming is een leswagen aanwezig welke ook ter beschikking staat voor

privé-doeleinden.

De belastingplichtige heeft geen kilometeradministratie bijgehouden.

Tot 2 september 2003 betreft dit een BMW met kenteken AA-BB-00, met een

catalogusprijs van € 22.999 en vanaf die datum een BMW met kenteken 00-AA-BB

en een catalogusprijs van € 31.947.

In verband met privégebruik moet een overboeking worden gemaakt.

Deze overboeking bedraagt voor:

2001: 25% x € 22.900 = € 5.750

2002: 25% x € 22.900 = € 5.750

2003: 25% x € 22.900 x 9/12 = € 3.833

2003: 25% x € 31.947 x 4/12 = € 2.662

2004: 22% x € 31.947 = € 7.028

De overboeking kan echter niet meer zijn dan het bedrag dat ter zake van het gebruik

van deze auto ten laste van de winst is gebracht.

De correctie worden dan voor:

2001: € 2.963

2002: € 3.790

2003: € 4.135

2004: € 3.690

4.3 Gecorrigeerde winst

Jaren 2001 2002 2003

Correctie punt 4.1.2 Omzet

Correctie punt 4.2.1 Werk door derden

Correctie punt 4.2.2 Ov. bedrijfskosten

Correctie punt 4.2.3 Privégebruik auto

€ 35.524

€ -/- 23.074

€ -/- 2.963

€ 2.963 € 34.958

€ -/- 20.065

€ -/- 3.790

€ 3.790 € 25.513

€ -/- 2.035

€ -/- 4.135

€ 4.135

Totaal correcties € 12.450 € 14.893 € 23.478

Winst volgens aangifte € 0 € 0 € 0

Gecorrigeerde winst € 12.450 € 14.893 € 23.478

2004

Correctie punt 4.1.2 Omzet

Correctie punt 4.2.1 Werk door derden

Correctie punt 4.2.2 Ov. bedrijfskosten

Correctie punt 4.2.3 Privégebruik auto

€ 18.303

€ -/- 3.690

€ 3.690

Totaal correcties € 18.303

Winst volgens aangifte € 0

Gecorrigeerde winst € 18.303

(…)

6. Aangifte Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen (uitgezonderd winst uit onderneming)

6.1 Inkomen uit werk en woning

6.1.1 Kosten i.v.m. inkomsten uit overige werkzaamheden

Belastingplichtige trekt in zijn aangiften inkomsten bedragen af als kosten in verband met inkomsten uit overige werkzaamheden. Ondanks een verzoek daartoe heeft belastingplichtige geen specificatie of betalingsbewijzen voor deze kosten ter inzage verstrekt. De aftrek wordt daarom door ons niet geaccepteerd. De correctie bedraagt:

jaar 2001 2002 2003 2004

correctie kosten i.v.m. overige werkzaamheden € 12.393 € 5.705 € 6.000 € 5.000

6.1.2 Buitengewone uitgaven

De buitengewone uitgaven in verband met ziekte dienen in de jaren 2003 en 2004 te worden gecorrigeerd omdat geen specificatie en/of betalingsbewijzen van de uitgaven zijn verstrekt en omdat het drempelbedrag onjuist is berekend nu het inkomen uit werk en woning wordt gecorrigeerd.

(…)

Correctie 2003: € 1.967

Correctie 2004: € 1.657

6.1.3 Aftrekbare giften

De aftrekbare giften in 2002, 2003 en 2004 betreffen niet gedeclareerde uitgaven voor zekere instelling. Belastingplichtige is niet bereid hiervan bewijsstukken te overleggen en trekt de posten in.

De correctie bedraagt voor:

2002: € 617

2003: € 811

2004: € 831

7. Overzicht correcties

(…)

7.2 Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen

7.2.1 Inkomen uit werk en woning (box 1)

2001 2002 2003

Aangegeven inkomen uit werk en woning

€ 4.844 € 5.544 € 5.332

(box 1)

Correctie ondernemerswinst € 12.450 € 14.893 € 23.478

Correctie inkomsten uit overige € 12.393 € 5.705 € 6.000

werkzaamheden

Correctie aftrek buitengewone uitgaven € € € 1.967

Correctie aftrek giften € € 617 € 811

Gecorrigeerd belastbaar inkomen uit werk € 29.687 € 26.759 € 37.588

en woning

2004

Aangegeven inkomen uit werk en woning € 5.822

(box 1)

Correctie ondernemerswinst € 18.303

Correctie inkomsten uit overige € 5.000

werkzaamheden

Correctie aftrek buitengewone uitgaven € 1.657

Correctie aftrek giften € 931

Gecorrigeerd belastbaar inkomen uit werk € 31.613

en woning

(…)

9 Aanslagen Inkomstenbelasting en Premie volksverzekeringen

Over de jaren 2003 en 2004 zullen wij aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen opleggen.

9.1 Vergrijpboete inkomstenbelasting

Over de correcties genoemd onder punt 7.2.1 zullen wij naast de aanslag een vergrijpboete opleggen. De feiten en omstandigheden op grond waarvan wij deze vergrijpboete opleggen betreffen: In het verleden is tot in hoogste instantie uitgesproken dat de handelingen van de rijschool aan belanghebbende moeten worden toegeschreven. Desondanks geeft belanghebbende geen winst uit onderneming aan. De gevoerde administratie voldoet niet aan de wettelijke eisen want er wordt geen ontvangsten verantwoording bijgehouden en er is niet voldaan aan de bewaarplicht. Belanghebbende volhardt in het begaan van door hem onderkende onjuistheden, terwijl hij daarop is gewezen. Hij heeft willens en wetens een onjuiste aangifte ingeleverd. Er is sprake van opzet. Een vergrijpboete van 50% is passend en geboden.

De boete is gebaseerd op artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de paragrafen 25 en 26 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (BBBB 1998) De grondslag van de boete is de belasting die over de correctie is verschuldigd.

(…)”

2.14 Voormeld controlerapport is voor de Inspecteur aanleiding geweest de onderhavige, in 1.1 vermelde, aanslagen en boetebeschikkingen op te leggen.

2.15 Met dagtekening 13 september 2007 heeft de Inspecteur aan Kerkgenootschap A een brief geschreven met de, voorzover van belang, volgende inhoud:

“Betreft

Belastingplicht (…)

Uit onderzoek is gebleken dat sinds 2003 door uw genootschap auto’s ter beschikking worden gesteld aan Vereniging A Verkeerseducatie. Het beschikbaar stellen van auto’s is een ondernemingsactiviteit. Deze activiteit is belast in de vennootschapsbelasting en voor de omzetbelasting een belaste prestatie. Ik heb u daarom laten opnemen als belastingplichtige voor de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting met ingang van 2003.

(…)”

2.16 Met betrekking tot het jaar 2001 heeft het Hof op 14 mei 2008, nr. 07/00276, LJN BD2383, geoordeeld dat A rechtspersoonlijkheid bezit maar dat de resultaten van A aan belanghebbende dienen te worden toegerekend omdat hij zonder beperking kan beschikken over de bij A aanwezige winst en vermogensbestanddelen. Deze uitspraak is inmiddels onherroepelijk geworden.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is of de Inspecteur de aanslagen tot juiste bedragen heeft vastgesteld. In het bijzonder is in geschil of te dezen sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast en of de resultaten van A aan belanghebbende moeten worden toegerekend.

Voorts is in geschil of de opgelegde vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.

3.2 Belanghebbende is van mening dat de aanslagen ten onrechte zijn opgelegd. Van omkering en verzwaring van de bewijslast kan geen sprake zijn en de resultaten van A kunnen niet aan hem worden toegerekend, zodat ook voor het opleggen van boeten geen ruimte kan zijn.

3.3 De Inspecteur stelt dat niet voldaan is aan het bepaalde in de artikelen 47 en 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) zodat het hoger beroep ongegrond dient te worden verklaard omdat niet gebleken is dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. De Inspecteur bestrijdt niet (meer) dat A rechtspersoonlijkheid bezit maar is wel van mening dat de resultaten van A aan belanghebbende dienen te worden toegerekend omdat belanghebbende over het vermogen van A heeft kunnen beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Omdat belanghebbende bewust de resultaten van A niet in zijn aangiften IB/PVV heeft verantwoord is de Inspecteur van mening dat vergrijpboeten van 50% van het bedrag van de aanslag (met betrekking tot de jaren 2003 en 2004) terecht zijn opgelegd.

3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur, van de boetebeschikkingen en, naar het Hof begrijpt, tot vermindering van de aanslagen berekend naar belastbare inkomens uit werk en woning overeenkomstig hetgeen belanghebbende in de verschillende aangiften heeft aangegeven.

3.6 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

Omkering en verzwaring van de bewijslast

4.1 Ingevolge artikel 47, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de AWR is een ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing ten zijnen aanzien van belang kunnen zijn. Indien hieraan niet wordt voldaan, brengt artikel 25, in samenhang met artikel 27e, aanhef en onderdeel b, van de AWR mee dat de rechter het beroep van belanghebbende ongegrond dient te verklaren, tenzij belanghebbende doet blijken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast). De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende, naast schending van de in artikel 52 van de AWR vervatte administratieplicht, niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge artikel 47 van de AWR.

4.2 In dit verband is het volgende van belang. Vanaf 1993 speelt tussen belanghebbende en de Inspecteur de discussie of belanghebbende over het vermogen van A kan beschikken als ware het zijn eigen vermogen en in het verlengde daarvan of de resultaten van A aan hem dienen te worden toegerekend. Zo ook in de onderhavige jaren, waarin de Inspecteur zich enerzijds geconfronteerd zag met de informele vereniging A die stelt een autorijschool te exploiteren, maar daarvan voor de vennootschapsbelasting geen aangifte doet en anderzijds belanghebbende die, hoewel in het verleden door de rechter (Hof Arnhem, nr. 97/21957, met betrekking tot het jaar 1993) onherroepelijk is beslist dat de resultaten van A aan hem moeten worden toegerekend, die resultaten evenmin in zijn aangiften heeft begrepen.

4.3 In het kader van een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek heeft de Inspecteur in eerste instantie met betrekking tot de jaren 2001 tot en met 2003 en later ook met betrekking tot het jaar 2004 vragen gesteld die zich onder andere richtten op het ter inzage krijgen van de administratie en op andere informatie met betrekking tot de autorijschool. Het Hof is van oordeel, gelet op de voorgeschiedenis, dat de Inspecteur de hem uit hoofde van artikel 47 van de AWR toekomende bevoegdheid om gegevens en inlichtingen te vragen in casu niet heeft overschreden. In het licht van de al jaren bestaande discussie omtrent de toerekening van de resultaten van A aan belanghebbende, de inhoud van de statuten die geen belemmering lijken in te houden terzake van de beschikkingsbevoegdheid van belanghebbende over het vermogen van A, dat belanghebbende volgens het uittreksel van het Handelsregister enig bestuurder van A was, dat hij autorijlessen onder de naam van A heeft verzorgd en in die hoedanigheid ook door de leerlingen betaald werd en het feit dat hij beschikte over de elektronische zakagenda, zijn er naar het oordeel van het Hof voor de Inspecteur genoeg aanknopingspunten geweest om in alle redelijkheid te vragen de gegevens en inlichtingen te verstrekken omdat die voor de belastingheffing van belanghebbende van belang zouden kunnen zijn.

4.4 De Inspecteur heeft naast inzage in de administratie van A onder meer ook de vragen gesteld zoals vermeld in de eerste en tweede alinea van de in 2.8 aangehaalde brief. Belanghebbende heeft voornoemde vragen niet beantwoord en heeft stelselmatig geweigerd inzicht te geven in de administratie, daarbij stellende dat geen administratie is bijgehouden omdat hij een vrijgestelde ondernemer zou zijn. Weliswaar kan niet voldaan worden aan een verzoek uit hoofde van artikel 47 van de AWR, indien belanghebbende niet over de gevraagde informatie beschikt, echter dat neemt niet weg dat hij de wel aanwezige gegevens dient over te leggen en relevante vragen van de Inspecteur dient te beantwoorden. Door geen inzage te geven in de elektronische agenda 2004, door het niet ter beschikking stellen van de gegevens die zouden zijn vastgelegd op de HP-computer, door de hiervoor bedoelde vragen van de Inspecteur niet te beantwoorden, en door het niet overleggen van de in 2.12 vermelde ledenlijsten en verslagen van ledenvergaderingen, waarvan niet aannemelijk is gemaakt dat deze voorafgaande aan de beroepsprocedure zijn overgelegd, heeft hij naar het oordeel van het Hof niet voldaan aan de verplichtingen die artikel 47 van de AWR aan hem stellen. De stelling van belanghebbende dat hij als vrijgesteld ondernemer, wat daar ook van zij, geen administratie hoeft bij te houden en dat hij pas een stellige en voorbehoudloze administratie kon overleggen nadat de Inspecteur onderzoeksrapporten en daarbij behorende bewijzen zou hebben vrijgegeven, doen aan voorgaand oordeel niet af.

4.5 Het gevolg van het niet voldoen aan de verplichtingen die uit het bepaalde in artikel 47 van de AWR voortvloeien is dat op grond van artikel 27e, aanhef en onderdeel b van de AWR het (hoger) beroep ongegrond wordt verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (omkering en verzwaring van de bewijslast). In zoverre treft het - zoals hier - in hoger beroep door de Inspecteur gestelde, doel.

4.6 De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur evenwel niet van zijn verplichting een redelijke schatting te maken van hetgeen belast dient te worden. Bij de beoordeling hiervan stelt het Hof voorop dat de Inspecteur in gevallen als het onderhavige in het algemeen een zekere armslag heeft bij het maken van die schatting omdat hij – ondanks alle verzoeken daartoe – niet kan beschikken over alle voor handen zijnde gegevens.

4.7 De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslagen ervan uitgegaan dat de resultaten van

A aan belanghebbende dienen te worden toegerekend en heeft daarbij gebruik gemaakt van een theoretische winstberekening. Deze berekening is naar het oordeel van het Hof niet naar willekeur vastgesteld. De Inspecteur is namelijk uitgegaan van op naam van de autorijschool afgenomen rijexamens, verminderd met de motorrijexamens die voor rekening van B zijn gekomen, en heeft rekening gehouden met, op grond van branche-informatie aan autorijscholen gerelateerde, bedrijfskosten en kosten in verband met betalingen aan B. Dat blijkens de in 2.15 vermelde brief van de Inspecteur vanaf 2003 lesauto’s worden gebruikt die door het Kerkgenootschap A aan de autorijschool ter beschikking zijn gesteld maakt de berekening van de Inspecteur daardoor niet onjuist dan wel onredelijk. Ook heeft hij de redelijkheid in acht genomen door het privé-gebruik van een lesauto op forfaitaire wijze (25% c.q. 22% van de cataloguswaarde) te berekenen doch te beperken tot de omvang van de door hem berekende, in absolute zin niet hoge, bedrijfskosten. Gelet op de in 4.3 vermelde aanknopingsspunten is het Hof van oordeel dat de Inspecteur de redelijkheidsgrens ook niet heeft overschreden door ervan uit te gaan dat de resultaten van A belanghebbende zijn aangegaan en bij hem als winst uit onderneming dienen te worden belast. Dat uit de door de Inspecteur overgelegde verslagen van ledenvergaderingen blijkt dat ook de dochter van belanghebbende lid van A is, maakt dit oordeel niet anders omdat belanghebbende, gelet op het in 2.3 bedoelde inleidend gesprek, over de positie van zijn dochter als (bestuurs)lid van A geen helderheid wilde verschaffen zodat er omtrent de gerechtigdheid tot het resultaat van de autorijschool onduidelijkheid is blijven bestaan die voor rekening van belanghebbende dient te blijven.

4.8 Gelet op het vorenoverwogene geldt ten aanzien van de in de aanslagen begrepen correcties dat het aan belanghebbende is om te doen blijken (dat wil zeggen overtuigend aan te tonen) dat en in hoeverre die correcties onjuist zijn. Belanghebbende is naar het oordeel van het Hof niet in de op hem rustende verzwaarde bewijslast geslaagd, omdat hij, alhoewel hij er diverse malen op is gewezen dat omkering en verzwaring van de bewijslast aan de orde zou kunnen komen indien hij weigerde te voldoen aan de inlichtingenverplichting(en), niets heeft ingebracht waaruit zou kunnen blijken dat de aanslagen onjuist zouden zijn.

4.9 Het Hof komt, gelet op het voorgaande, niet toe aan de vraag of omkering en verzwaring van de bewijslast aan de orde is omdat belanghebbende niet voldaan zou hebben aan het bepaalde in artikel 52 van de AWR.

4.10 Belanghebbende heeft voorts gesteld dat het overeenkomstig de aangifte opleggen van de

aanslag IB/PVV voor het jaar 2000 waarin niet het resultaat van A is begrepen, met zich mee brengt dat de onderhavige aangiften niet meer gecorrigeerd konden worden. Belanghebbende beroept zich aldus op een gewekt vertrouwen dat in rechte dient te worden beschermd. Het Hof zal belanghebbende hierin niet volgen. Nu belanghebbende niet heeft aangegeven wanneer en onder welke omstandigheden deze aanslag is vastgesteld en de Inspecteur, naar het oordeel van het Hof, geloofwaardig heeft verklaard dat, in de voorafgaande jaren en ook met betrekking tot de jaren na 2000 de discussie omtrent de toerekening van de resultaten van A aan belanghebbende volop werd gevoerd en ook de rechterlijke procedures in verband met deze discussie liepen, heeft belanghebbende gelet op deze omstandigheden niet een gerechtvaardigde indruk kunnen hebben dat de Inspecteur zijn al jaren ingezette gedragslijn zonder motivering, die ontbrak, zou hebben verlaten.

4.11 De stelling van belanghebbende dat de onderhavige aanslagen niet konden worden opgelegd, omdat het benodigde “nieuwe feit” ontbrak, wordt door het Hof verworpen. Het gaat te dezen immers om primitieve aanslagen waarvoor het zogenoemde “nieuwe feit” geen rol speelt.

4.12 De overige grieven die belanghebbende heeft aangevoerd kunnen aan voorliggende oordelen niet afdoen.

Boeten

4.13 Indien het aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven, de aangifte niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag, een boete kan opleggen van ten hoogste 100% van het bedrag van de aanslag (artikel 67d van de AWR, wettekst 2004). Op grond van paragraaf 25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (tekst tot 1 januari 2010) legt de Inspecteur in geval van opzet een vergrijpboete op van 50% van het bedrag van de aanslag.

4.14 Met betrekking tot de jaren 2003 en 2004 heeft de Inspecteur op grond van het bepaalde in artikel 67d van de AWR tegelijkertijd met het opleggen van de aanslagen IB/PVV vergrijpboeten van 50% opgelegd. Hieraan voorafgaand heeft de Inspecteur op grond van het bepaalde in artikel 67g, tweede lid van de AWR, op 25 september 2006 belanghebbende schriftelijk medegedeeld dat het voornemen om de vergrijpboeten op te leggen onverkort zou worden gehandhaafd. Hij heeft daarbij, voorzover van belang, het volgende overwogen:

“(…)

In het verleden is tot in hoogste instantie uitgesproken dat de handelingen van de rijschool aan belanghebbende moeten worden toegeschreven. Desondanks geeft belanghebbende geen winst uit onderneming aan. De gevoerde administratie voldoet niet aan de wettelijke eisen want er wordt geen ontvangsten verantwoording bijgehouden en er is niet voldaan aan de bewaarplicht. Belanghebbende volhart in het begaan van door hem onderkende onjuistheden, terwijl hij daarop is gewezen. Hij heeft willens en wetens een onjuiste aangifte ingeleverd. Er is sprake van opzet. Een vergrijpboete van 50% is passend en geboden.

(…)”

4.15 De bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van opzet rust op de Inspecteur. Deze dient bij het opleggen van een boete te bewijzen dat de aangifte niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan en dat zulks te wijten is aan het opzet van belanghebbende. Het Hof is van oordeel dat, los van de vraag of in casu omkering en verzwaring van de bewijslast in de grondslag van de boeten kan doorwerken, de Inspecteur met hetgeen hij ter onderbouwing van de vergrijpboeten heeft aangevoerd niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende opzettelijk een onjuiste aangifte heeft gedaan. Aangezien op het moment van het indienen van de aangiften IB/PVV nog niet tot in hoogste instantie was komen vast te staan dat de resultaten van A aan belanghebbende dienen te worden toegerekend en niet uit te sluiten was dat belanghebbende niet over het vermogen van A heeft kunnen beschikken als ware het zijn eigen vermogen, heeft de Inspecteur niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Dat de Inspecteur niet aan zijn bewijslast heeft kunnen voldoen doordat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichtingen die uit het bepaalde van artikel 47 van de AWR voortvloeien, doet daar niet aan af. De Inspecteur heeft derhalve ten onrechte de vergrijpboeten opgelegd. In zoverre treft het hoger beroep van belanghebbende doel.

Aanslag WAZ

4.16 Belanghebbende heeft geen zelfstandige grieven ten aanzien van de aanslag WAZ aangevoerd. Mede gelet op de in 4.7 en 4.8 opgenomen oordelen, heeft de Inspecteur deze aanslag terecht en tot het juiste bedrag vastgesteld.

Heffingsrente

4.17 Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente (zie Hoge Raad 27 november 2009, nr. 07/13621, LJN BJ7907). Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu het Hof ook overigens niet is gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de heffingsrente onjuist zijn toegepast, is het beroep in zoverre ongegrond.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5. Kosten

Het Hof acht, nu van zodanige kosten niet is gebleken, geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

- verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur inzake de in 1.1 vermelde aanslagen IB/PVV, WAZ en heffingsrentebeschikkingen ingestelde beroep ongegrond,

- verklaart het tegen de uitspraken van de Inspecteur inzake de boetebeschikkingen ingestelde beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur ten aanzien van de boetebeschikkingen,

- vernietigt de boetebeschikkingen,

- gelast dat de Staat aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 39 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 111 in verband met het hoger beroep bij het Hof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. J.B.H. Röben, in tegenwoordigheid van mr. N. ten Broek als griffier.

De beslissing is op 28 september 2010 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, mr. N. ten Broek, is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

De voorzitter,

A.J. Kromhout

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 september 2010

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.